

102
Middenkaderfunctionaris bouw en infra
Bijlage 4
Aanwijzingen bij beoordelingsgesprek
Een beoordelingsgesprek is een gestructureerd gesprek over (een deel van) je
werkzaamheden behorend bij een werkproces. In een gesprek leg je uit welke
kennis en vaardigheden je wanneer en op welke wijze hebt ingezet. Ook kun je
aangeven waarom je bepaalde keuzes hebt gemaakt. Tegelijkertijd kan in het
beoordelingsgesprek worden vastgesteld of het beroepsproduct authentiek is,
en dus door jou zelf geproduceerd. Kortom: tijdens een beoordelingsgesprek laat
je zien dat jij je bewust bent van je eigen competente handelen.
Een beoordelingsgesprek vindt plaats aan de hand van de
STARRT
-methode. De
criteria die in het gesprek aan de orde komen en waar je in de beantwoording
aan moet voldoen, staan in de beoordelingsformulieren van hoofdstuk 5.
Het is niet altijd nodig dat elk onderdeel van STARRT aan de orde komt.
S
= situatie
De beoordelaar vraagt om een situatie in te brengen waarin je genoemde
competenties
binnen het werkproces hebt getoond.
• Waar vond de situatie plaats?
• Wanneer vond de situatie plaats?
• Wie waren erbij betrokken?
T
= taak
De beoordelaar vraagt naar jouw taak.
• Wat was je doel?
• Wat was je verantwoordelijkheid?
A
= activiteiten
De beoordelaar vraagt naar je concrete activiteiten.
• Welke prioriteiten zijn gesteld en waarom?
• Wat heb jij precies gedaan?
• Wat hebben anderen gedaan?
• Welke kennis, houding en inzichten heb je toegepast?
R
= resultaat
De beoordelaar vraagt naar concrete resultaten van jouw activiteiten.
• Voldoen de resultaten aan de gestelde normen?
• Waaruit blijkt (gerelateerd aan de prestatie-indicatoren) dat je tijdens je
handelen bovengenoemde competentie(s) hebt getoond?
TERUG NAAR INHOUD