00670480010
Voetnoten In voetnoten kun je informatie kwijt die niet direct noodzakelijk is voor de tekst, zoals literatuurverwijzingen. Voetnoten plaats je: of: –– Onderaan de bladzijde; in Word: Invoegen – Verwijzing - Voetnoot of: –– aan het einde van ieder hoofdstuk of: –– aan het einde van je verslag Nabeschouwing / evaluatie In dit onderdeel van het verslag geef je een beschrijving van je ervaringen tijdens de stage. • Hoe is de prestatie verlopen? • Was het leerzaam? • Was het werken bij het bedrijf wat je ervan verwachtte? • Wat heb je geleerd tijdens de BPV? • Welke doelen zijn gehaald en welke doelen niet of gedeeltelijk? • Van de doelen die niet of niet geheel zijn gehaald; waar heeft dit aan gelegen? • Is de opdrachtgever tevreden? • Ben je zelf tevreden? • Wat zou je de volgende keer anders doen? • Hoe is jouw tijdsinvestering geweest? Literatuurlijst Een complete titelbeschrijving moet er als volgt uitzien: Bij een boek: naam en voorletters van de auteur, volledige titel, (onderstreept), druk, (als het niet de eerste is), plaats, jaar van uitgave. Bij een artikel: naam en voorletters van de auteur, ‘volledige titel’, (tussen aanha- lingstekens), naam tijdschrift, (onderstreept), jaargang, jaartal, bladzijden. Bijlagen Om het verslag overzichtelijk te houden, is het beter om bijvoorbeeld gedetailleerde berekeningen en gegevens over apparatuur in een bijlage onder te brengen. Zorg er wel voor dat de tekst zonder bijlagen te lezen is, omdat anders de lezer gedwongen wordt heen en weer te bladeren. Tabellen en grafieken die nodig zijn om de tekst te verduidelijken, moeten in de tekst worden opgenomen. Bijlagen kun je met A, B, C of met Romeinse cijfers nummeren. Vergeet ze niet in de inhoudsopgave op te nemen. Hoe is de samenwerking verlopen met de werknemers van het bedrijf en je opdrachtgever?
61
Aanstormend talent (BPV-3)
Made with FlippingBook