006IPTDB0001
b Daarna bepaal je het publiek. • Voor wie is de tekst die je gelezen of gehoord hebt? • Wie wil jij bereiken met je boodschap? • Welke functie, welke voorkennis, welk niveau, welke interesses heeft de ontvanger? • Wat betekent dit voor je taalgebruik, woord- gebruik, informatie etc. c Op basis van de voorgaande twee stappen bepaal je welke informatie er dus in de boodschap komt. d Dan kun je kijken op welke manier je de boodschap gaat overbrengen. • Welk medium (brief, mail, memo, telefoon- gesprek etc.) is het beste om dat te doen? • Welke regels (conventies) heeft dat medium? e In de regels (conventies) van het medium staat meestal ook iets over de opbouw van de boodschap. Meestal is er een inleiding, kern en slot. • Wat zet je daar in? • Hoe bouw je dat logisch op? f Heb je dit allemaal goed overdacht, dan kan er nog ruis optreden omdat je: • Verkeerde woorden gebruikt
• Verkeerde zinnen maakt • Een slechte uitspraak hebt Dat moet je zoveel mogelijk voorkomen.
46
Made with FlippingBook