14ZW3MMZFB2
3.6 Evalueert de geboden ondersteuning
D Aandacht en begrip tonen
J Formuleren en rapporteren
M Analyseren
1
Oriënteren
Typering van deze beroepsprestatie Voor cliënten in de maatschappelijke zorg is het zelf runnen van een huishouding niet altijd vanzelfsprekend. Cliënten hebben meer of minder ondersteuning nodig op bepaalde levensgebieden. Welke ondersteuning nodig is hangt af van wat de cliënt wel of niet zelf kan. Je gaat daarom bij je ondersteuning uit van de situatie, wensen en behoeften van de cliënt. Je sluit in de ondersteuning aan bij zijn hulpvragen. Deze informatie over de cliënt is vastgelegd in zijn ondersteuningsplan. Bij je ondersteuning van de cliënt bij wonen en huishouding kan het gaan om ondersteuning bieden bij huishoudelijke werkzaamheden bij dat wat de cliënt (gedeeltelijk) zelf kan. Het kan ook zijn dat jij de huishoudelijke werkzaamheden moet doen. De woonomgeving van de cliënt is de basis van waaruit alles gebeurt. Hij woont hier zoals jij ook thuis woont. Het is belangrijk dat de woonomgeving van de cliënt zo is ingericht dat hij zich er prettig voelt en dat de omgeving veilig is. Bij wonen in groepsverband zijn er regels en worden er bepaalde normen gehanteerd, vooral in de gemeenschappelijke ruimtes en bij gezamenlijke activiteiten. Je begeleidt bij wonen in groepsverband dan ook het groepsproces en maakt afspraken met de groep over de regels en de verdeling van de taken. Binnen Heermastate 12 kent men tegenwoordig kleinschalig wonen. Janneke moet wel even wennen aan het idee dat zij samen met de bewoners de maaltijd klaar gaat maken. Ze vindt het geen probleem om voor acht mensen te koken, dat doet ze thuis ook regelmatig. Maar hoe stimuleert ze de cliënten om mee te helpen? Ze denkt dat mevrouw Jansen wel aardappelen wil schillen, zij heeft vroeger immers een groot gezin gehad, leest Janneke in het ondersteuningsplan. Maar mevrouw Jansen geeft aan dat ze dit al lang genoeg gedaan heeft. Ze laat het werk nu graag aan anderen over. Meneer Jaspers wil wel proberen of hij het nog kan. Janneke prijst zijn werk. “Wat zullen we vanmiddag lekker eten!” De volgende dag komt Janneke weer met haar mandje aardappelen. Mevrouw Jansen roept nu meteen: “Geef mij de helft maar, dan help ik je wel even.” Sander heeft een verstandelijke beperking en woont in een groep met vier andere mensen. De afspraak binnen de groep is dat iedere zondagavond de corveetaken verdeeld worden. Sander slaapt zondagavond moeilijk in en op maandagochtend is hij heel chagrijnig. Tom, één van de begeleiders, heeft dit al een paar keer opgemerkt. Hij besluit een gesprek met Sander aan te gaan. Door veel open vragen te stellen, wordt hem duidelijk wat er aan de hand is. Eens in de veertien dagen is Sander bij zijn ouders. Wanneer dan de taken worden verdeeld krijgt hij de vervelendste taak toegewezen. Hij moet dan steeds de hele week de vloer schoonmaken. Hij baalt hier al een tijdje van. Tom stelt Sander voor om er vanavond in de groep over te praten. Dit vindt Sander wel erg moeilijk. Hij oefent het gesprek met Tom en krijgt de zekerheid dat hij door Tom geholpen wordt tijdens het gesprek. Nu durft hij het aan.
21
Fase 2
Medewerker maatschappelijke zorg
Made with FlippingBook