
130
|
F-pupillen De woensdagmiddagtraining
Deze legt het accent op het ‘creëren van kansen door middel van de indivi
duele actie’. Je kiest bijvoorbeeld voor de oefenvorm ‘1 tegen 1 met 2 kleine
doeltjes’. Hierna passen de spelers het toe in bijvoorbeeld de partijvorm
‘4 tegen 4 met 2 kleine doeltjes’. Vervolgens biedt je een oefenvorm aan met
het accent op het scoren. Je kiest voor ‘2(+k) tegen 1(+k)’ en legt in je
aanwijzingen het accent op het beter leren schieten. De spelers passen het
tot slot toe in ‘4(+k) tegen 4(+k) met grote doelen’. Het geheel sluit je af met
een korte nabespreking – niet steeds een uitgebreide evaluatie tussendoor.
In een planning leg je van tevoren vast welke doelstellingen je wanneer gaat
trainen en maak je een keuze uit de oefenvormen. Maar binnen de geplande
doelstelling en de gekozen oefenvorm is het aan jou om accenten aan te
brengen. Dat kan door middel van de aanwijzingen die jij geeft. Wat heb je de
laatste wedstrijd ‘gelezen’? Wat lieten de spelers al wel zien en wat kan nog
beter? Schieten ze de bal zomaar weg? Ondervinden ze problemen bij het
dribbelen? Schieten ze vaak naast en over? Spelen ze de bal te snel af?
Pas eventueel de doelstelling of oefenvorm hierop aan. Maar niet elke week
weer iets volslagen nieuws. Spelers én trainer hebben twee, drie trainingen
nodig om aan een nieuwe vorm te wennen. Laat de actuele doelstellingen
en accenten altijd onderdeel zijn van een groter geheel, een duidelijke
structuur. Kijk verder dan winst en verlies tijdens het weekend.
Indeling van de training (60 tot 75 minuten)
1 Warming-up met bal, maximaal 10 minuten;
2 Oefenvorm gericht op een aspect van het aanvallen, 15
minuten;
3 Partijvorm 4 tegen 4 om het geleerde onder 2 toe te
passen, 15 minuten;
4 Oefenvorm gericht op een ander aspect van het aan
vallen, 15 minuten;
5 Een andere partijvorm 4 tegen 4 om het geleerde onder 4
toe te passen, 15 minuten;
6 Nabespreking training met spelers, maximaal 5 minuten.