CZW20120068

CZW20120068

Helpende Zorg enWelzijn

Kompas

| Niveau 2

Kompas (2012-he-kp)

Opleiding: Niveau Fase

Helpende Zorg enWelzijn

2 1 en 2

Artikelnummer CZW20120068

Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg & Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg

Directie enmanagementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg

I. Rabelink M. Wouters

Ontwikkelteamleider J. Oost

Ontwikkelaar van deze fase M. Zérczi

Redactie A. Brink M. Brok

Ontwerp H. Witjes (Studio Blanche)

DTP Stichting Consortium Beroepsonderwijs/studio Blanche Juni 2013

Foto’s Stichting Consortium Beroepsonderwijs

Ondanks alle inspanningen is het mogelijk dat Stichting Consortium Beroepsonderwijs niet alle copyrights van de in de uitgave opgenomen illustraties heeft geregeld. Degene diemeent alsnog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemenmet Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

© 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe- stand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen of enige anderemanier, zonder toestemming van Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

Inhoud

Inleiding.............................................................................................................. 4

1 Methodemix ................................................................................................. 7 1.1 Waarom demethodemix?......................................................................... 7 1.2 Wat is demethodemix?........................................................................... 8 a Beroepsprestaties of Proeve ................................................................. 9 b Verantwoordingsverslag .....................................................................10 c Assessmentgesprek ...........................................................................11 1.3 Beoordelen..........................................................................................12 a Prestatie-indicatoren ........................................................................13 b Bewijsstukken ..................................................................................13 c Cesuur ...........................................................................................14 1.4 Borgen van resultaten...........................................................................16 1.5 Portfolio..............................................................................................17 2 Ontwikkelingsgerichte en kwalificerende beoordeling .....................................18 2.1 Kwalificerende score..............................................................................18 2.2 Ontwikkelingsgerichte score...................................................................20 3 Demoeilijkheidsgraad ..................................................................................21 3.1 Complexiteit........................................................................................22 3.2 Zelfsturing...........................................................................................22 3.3 Verantwoordelijkheid.............................................................................23 4 Taal- en rekenvaardigheden ...........................................................................24 4.1 Taal- en rekeneisen...............................................................................24 4.2 Het werkenmet taalprestaties................................................................25 4.3 De opzet van taalprestaties....................................................................25 4.4 De beoordeling van taalprestaties............................................................26 5 Loopbaan- en Burgerschapsontwikkeling ........................................................27 5.1 Eisen voor loopbaan en burgerschap........................................................27 5.2 Het werkenmet LB-prestaties.................................................................27 5.3 De opzet van LB-prestaties.....................................................................28 5.4 De beoordeling van LB-prestaties............................................................28 6 Leren-leervaardigheden ................................................................................29 6.1 Leren reflecteren, evalueren en verantwoorden volgens de STARRT-methode.....30 6.2 Het maken van een POP/PAP..................................................................34 6.3 De Wegwijzer.......................................................................................36 6.4 Aan de slagmet leerprestaties................................................................38 a Leerprestatie: ‘Hoe leer ik?’ ................................................................38 b Leerprestatie: ‘Samenwerkend leren’ .....................................................44 7 Fase-indeling van de opleiding ......................................................................51 7.1 De opbouw..........................................................................................51 7.2 Inhoudelijke toelichting op de fase-indeling.............................................53

Bronvermelding....................................................................................................56

Inleiding

“Auw, auw,” huilt Janneke van drie. Zojuist is zemet de step tegen de rand van de zandbak gereden en nu heeft ze een schaafwond op haar knie. Yvette, die stage loopt op de peutergroep van ‘De Bosrand’, loopt snel naar de huilende peuter toe. “Ach meisje toch, heb je je pijn gedaan? Kommaar snel hier, dan gaan we naar binnen.” Yvette loopt met Janneke naar binnen, waar ze snel de verbanddoos pakt. “Marijke, kom je even helpen?” vraagt Yvette haar begeleider, “Janneke heeft een schaafwond op haar knie. Ik heb de verbanddoos al klaargezet.” Meneer Hoei kijkt met een boos gezicht naar de deur, waar Hassan staat met de rolstoel. “Meneer Hoei, komt u in de rolstoel, dan breng ik u naar de koffiezaal,” vraagt Hassan. “Ik ga niet in de rolstoel,” zegt meneer Hoei, “dan ga ik liever niet!” Hassan zet de rolstoel op de gang en loopt naar meneer Hoei toe. ”Ik zie dat u boos bent,” zegt Hassan, “Vindt u het vervelend om in de rolstoel te zitten?” Meneer Hoei kijkt Hassan verdrietig aan. “Ik schaamme er zo voor, wat zullen demensen wel denken?” Hassan pakt een stoel en gaat naast meneer Hoei zitten.

Als Helpende Zorg enWelzijn werk je in de verpleging en verzorging en/of in het sociaal agogisch werk. Je bent werkzaam in: • verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg • ziekenhuizen • maatschappelijke dienstverlening

• welzijnswerk • kinderopvang • jeugdzorg • gehandicaptenzorg • geestelijke gezondheidszorg • basisonderwijs

4

HELPENDE ZORG ENWELZIJN - FASE 1 EN 2

Je bent verantwoordelijk voor het zo zelfstandigmogelijk functioneren van de zorgvrager 1 of van een groep zorgvragers. Je voert de volgende werkzaamheden uit: • een werkplanningmaken op basis van een zorg-, leef,- activiteiten- of begeleidingsplan • ondersteunen bij wonen en huishouden • ondersteunen bij persoonlijke basiszorg/ADL • ondersteunen bij activiteiten gericht op recreatie, educatie en werk en bij sociale activiteiten • de werkzaamheden evalueren

Je werkt samenmet collega’s, dat wil zeggen dat je werkafsprakenmaakt. De werkzaamheden die je verricht, voer je uit in overlegmet de zorgvrager, collega’s en/ of leidinggevende. Regelmatig rapporteer je aan collega’s en/of leidinggevende over de voortgang van de werkzaamheden. Veranderingen in de gezondheids- en welzijnstoestand van de zorgvrager geef je tijdig door. Jouwwerkzaamheden evalueer je en vraagt feedback aan zorgvragers, collega’s en/of leidinggevende. Je laat zien dat je hebt geleerd van de gekregen feedback. Op dezemanier probeer je steeds weer de kwaliteit van je werk te verbeteren. Als werknemer binnen de zorg- of welzijnsinstelling zorg je ervoor dat je: • bij de uitvoering van je werkzaamheden rekening houdt met de visie van de instelling • je houdt aan de voorschriften van de instelling, denk bijvoorbeeld aan kledingvoorschriften

• op tijd aanwezig bent • fit en uitgerust bent.

Je opleiding is opgebouwd uit twee fasen. Een fase bestaat uit beroepsprestaties en/of proeve, het verantwoordingsverslag en het assessmentgesprek. Meestal bepaalt je school of jemet beroepsprestaties werkt of met de proeve. In het Kompas en de competentiewijzer vind je ondersteunende informatie.

In hoofdstuk 7 lees jemeer over de fase-indeling van je opleiding.

Ook bouw je verder aan de ontwikkeling van je taal- en rekenvaardigheden, loopbaan en burgerschap (LB). Voor taal en LB zijn prestaties ontwikkeld. Afhankelijk van de keuze van je school kun je deze inzetten binnen de beroepsprestaties/proeve en andere leeractiviteiten binnen je opleiding.

De Wegwijzer helpt je bij het methodisch uitvoeren van de verschillende prestaties/proeve.

1 Voor zorgvrager kun je ook lezen: cliënt, groep zorgvragers, kinderen, ouders, naasten of mantelzorgers.

5

KOMPAS

1 Demethodemix

In dit hoofdstuk lees je wat demethodemix is en hoe daarin de beoordeling van jouw ontwikkeling tot uitdrukking komt. Hierin staat wat er van jou verwacht wordt en ook wat je kunt verwachten op de weg naar je diploma. 1.1 Waarom demethodemix? In je beroep heb je temakenmet kerntaken en werkprocessen. Dit is wettelijk vastgesteld in het kwalificatiedossier van je beroep. Om deze kerntaken en werkprocessen goed uit te kunnen voeren, ontwikkel je competenties. Het begrip ‘competentie’ verwijst naar een integratie van kennis, inzicht, vaardigheden en houding. Er wordt wel eens gezegd: ‘een competentie is een combinatie van hoofd, handen en hart’. Het is deze ‘mix’ waar je competentemensen aan kunt herkennen.

Competentie

Kennis

Houding

Vaardigheden

Kort gezegd: door de juiste competenties kan jij op een goedemanier kerntaken en werkprocessen uitvoeren. Een competentie is een bewuste bekwaamheid die je ontwikkelt. En als je alle competenties bekwaam hebt ontwikkeld, dan ben je gekwalificeerd als een beginnend beroepsbeoefenaar.

Het kwalificatiedossier

kerntaken

competenties

componenten

X X X

werkprocessen

prestatie-indicatoren

7

KOMPAS

1.2 Wat is demethodemix 2 Je opleiding is er op gericht om kennis, vaardigheden en houding als een geheel aan te leren. De ze ontwikkelde competenties worden getoetst. Eén toetsvorm is niet voldoende om competenties vast te stellen. Hiervoor zijn verschillende toetsvormen nodig. Bijvoorbeeld: het uitvoeren van de beroepsprestatie in combinatiemet het schrijven van een verantwoordingsverslag. In zo’n verantwoordingsverslag bedrijf je jouw handelenmet kennis over die vaardigheid en de juiste beroepshouding. Deze combinatie van toetsvormen is de ‘Methodemix’. De toetsvormen zijn gekozen op basis van de inhoud van de kerntaken, werkprocessen en competenties uit het kwalificatiedossier van je opleiding tot Helpende Zorg enWelzijn.

Methodemix

P o r t f o l i o

Beroepsprestaties met specifieke bewijsstukken Verantwoordingsverslag Assessmentgesprek

Proeve met specifieke bewijsstukken Verantwoordingsverslag Assessmentgesprek

Registratie van niveau van competentiebeheersing (in de competentiescoretabel)

Wat wordt er met deze onderdelen van demethodemix bedoeld en waar worden ze voor gebruikt?

2 Je school kan er voor kiezen om naast deze methodemix ook andere toetsen af te nemen. Bijvoorbeeld kennistoetsen, vaardigheidstoetsen in skills en simulaties of beoordelingen van je houding. In het examenplan van je school staan alle examens en andere toetsen vermeld die je voor je opleidingmoet doen.

8

HELPENDE ZORG ENWELZIJN - Fase 1 EN 2

a. Beroepsprestaties of proeve In iedere beroepsprestatie of proeve zijn een of meerdere werkprocessen en bijbehorende competenties opgenomen. Je laat deze in de beroepspraktijk zien. Soms is een beroepsprestatie of een onderdeel van de proeve in de praktijk niet uit te voeren. Dan organiseert je opleiding een vergelijkbare opdracht. Dit kan een simulatietoets zijn. Een hulpmiddel bij het uitvoeren van beroepsprestaties of de proeve is de Wegwijzer (zie hoofdstuk 6.3). Een fragment van een opdracht: A. De totale opdracht Je voert de totale opdracht uit in de beroepspraktijk. Je gaat zorgvragers ondersteunen op emotioneel gebied. Je gaat ook ondersteuning bieden bij de zelfredzaamheid, rekening houdendmet de wensen, mogelijkheden en verwachtingen van de zorgvrager. En je informeert andere betrokkenen over de hulpverlening. Je competenties op dit gebied worden beoordeeldmet behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afsprakenmet je beoordelaars.

Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdracht.

B. Verslag over ondersteunen op emotioneel gebied

De beroepsprestatie of proeve is een opdracht als geheel, en/of een specifieke opdracht. Een specifieke opdracht is een verdieping van een bepaald gedeelte binnen een beroepsprestatie of proeve. De uitvoering van een specifieke opdracht kun je soms ook buiten de beroepspraktijk doen. Bijvoorbeeld thuis of op terugkomdagen op school. Stel dat je in de praktijk gegevens hebt verzameld voor een schriftelijke rapportage of voor het opstellen van een activiteitenplan. Dan kun je de rapportage uitwerken en/of een activiteitenplan volgens de theorie opstellen. Iedere opdracht uit de beroepsprestatie of proeve staat in verbandmet het resultaat (de bewijsstukken) en de beoordelingslijst. Op diemanier lees je altijd wat de bedoeling is, welk resultaat dat oplevert en waar je op beoordeeld wordt. De beoordelingscriteria vind je in de kolom ‘Prestatie-indicatoren’.

9

KOMPAS

b. Verantwoordingsverslag Het verantwoordingsverslag is ook een onderdeel van demethodemix. In het verantwoordingsverslag zijn een of meerdere werkprocessen en competenties opgenomen. Je toont hiermee aan dat je inzicht hebt gekregen in de kwaliteit van je handelen en de achtergrond van je keuzes. Een hulpmiddel bij het schrijven van dit verslag is de STARRT-methode (zie hoofdstuk 6.1).

Fragment uit een beoordelingslijst van het verantwoordingsverslag 1

Competenties Prestatie-indicatoren Werkproces 2.1 Ondersteunt een cliënt/zorgvrager op emotioneel gebied - componenten Kwalificerend

onvoldoende

voldoende goed

R Dit betekent dat:

D Aandacht en begrip tonen

• je beschrijft hoe je luistert naar de zorgvrager • je beschrijft hoe je de zorgvrager benadert • je beschrijft hoe je bezorgdheid toont

–– bezorgdheid tonen voor anderen –– luisteren

zodat: • je beschrijft hoe je tijdens de zorgverlening op professionele wijze aandacht en begrip hebt voor de zorgvrager.

Ieder verantwoordingsverslag staat in verbandmet de beoordelingslijst. Op dezemanier lees je altijd wat de bedoeling is, waarover je het verslagmoet schrijven en waar je op beoordeeld wordt.

10

HELPENDE ZORG ENWELZIJN - Fase 1 EN 2

c. Assessmentgesprek Nadat jemeerdere kwalificerende beroepsprestaties of proeve(n) hebt uitgevoerd en het verantwoordingsverslag hebt geschreven, volgt het assessmentgesprek. In het gesprek zijn een of meerdere werkprocessen en competenties met beoordelingscriteria opgenomen. Je wordt hierover bevraagd door beoordelaar(s) of assessor(en). Met jouw inbreng toon je aan dat je inzicht hebt gekregen in je handelen en waarom je bepaalde keuzes hebt gemaakt. Een hulpmiddel bij het voeren van het assessmentgesprek is de STARRT-methode (zie hoofdstuk 6.1). Vragen die je jezelf in de voorbereiding op dit gesprek kunt stellen zijn: • Hoe kijk ik tegenmijn eigen handelen (willen en zijn) in praktijksituaties aan? • Vanuit welke visie, waarden enmotieven heb ik gehandeld? • Wat zijnmijn sterke enminder sterke kwaliteiten? • Wat heeft mij wel en wat niet gestimuleerd om het beste vanmijzelf in praktijksituaties te laten zien? • Stemt mijn handelen overeenmet het beeld dat ik vanmezelf heb enmijn rol binnen het beroep? • Hoe waardeer ik mijn handelen in praktijksituaties?

Fragment uit een beoordelingslijst van het assessmentgesprek 1

onvoldoende

voldoende goed

Competenties Prestatie-indicatoren Werkproces 1.2 Ondersteunt bij huishouden en de woon- of verblijfsomgeving of opvangsituatie - componenten Kwalificerend

R Dit betekent dat: • je de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager achterhaalt • je de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager meeneemt in jouw zorgverlening • je keuzes die je gemaakt hebt, uitlegt zodat: • je kunt vertellen hoe je door aan te sluiten bij de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager op verantwoordemanier zorg kunt verlenen.

R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

–– bezorgdheid tonen voor anderen luisteren –– behoeften en

verwachtingen achterhalen

11

KOMPAS

1.3 Beoordelen Een beroepsprestatie, verantwoordingsverslag en assessmentgesprek kunnen ontwikkelingsgericht ( O ) of kwalificerend ( K ) worden beoordeeld 3 . Wat dit precies betekent, lees je in hoofdstuk 2 en 3. Een proeve is altijd kwalificerend.

Zowel bij de beroepsprestatie/proeve, het verantwoordingsverslag en het assessmentgesprek is voor ieder onderdeel van demethodemix een beoordelingslijst uitgewerkt. In deze lijst lees je welk werkproces en welke competenties met componenten en beoordelingscriteria bij elkaar horen. De beoordelingscriteria vind je in de kolom ‘Prestatie-indicatoren’. In de beoordelingslijst staat een overzicht met bewijsstukken, de cesuur en ruimte voor onderbouwing van de beoordeling. Deze opzet en het gebruiken van de beoordelingslijst worden je hieronder uitgelegd.

Een competentie wordt beoordeeld binnen eenwerkproces aan de hand van prestatie-indicatoren.

3 Je school kan er voor kiezen om deze delen van de methodemix óf ontwikkelingsgericht óf kwalificerend aan te bieden. In het examenplan van je school staat dit vermeld.

12

HELPENDE ZORG ENWELZIJN - FASE 1 EN 2

a. Prestatie-indicatoren Hieronder zie je een voorbeeld uit de beoordelingslijst van een beroepsprestatie. Let in de beoordelingslijst in de kolom van de prestatie-indicatoren op de tekst: ‘Dit betekent dat:…’. Hier lees je welk gedrag jemoet aantonen. Daarna volgt ‘zodat:…’. Deze tekst beschrijft het gewenste effect of het gewenste gevolg van je gedrag. Prestatie- indicatoren worden beoordeeldmet onvoldoende, voldoende of goed en dit wordt in de kolommen naast de prestatie-indicatoren ingevuld.

Een fragment van de beoordelingslijst van een beroepsprestatie

Competenties Prestatie-indicatoren Werkproces 1.1Maakt eenwerkplanning op basis van het zorg-, leef-, begeleidings- of activiteitenplan voldoende goed onvoldoende - componenten Kwalificerend

R Dit betekent dat: • je in je werkplanning, schriftelijk of mondeling, de juiste woorden en uitdrukkingen gebruikt zodat: • je werkplanning ook voor anderen duidelijk is • je werkplanning een goed uitgangspunt is voor jouw werkzaamheden.

J Formuleren en rapporteren

–– correct formuleren –– vlot en bondig formuleren

b. Bewijsstukken In de beoordelingslijst van de beroepsprestatie zie je ook bewijsstukken staan. Bewijsstukken zijn tastbare resultaten uit beroepsprestaties of een proeve. Bij ieder resultaat en specifiek bewijsstuk zie je direct aan welk werkproces en welke competentie dit bewijsstuk gekoppeld is. Een van de resultaten is altijd een ingevulde beoordelingslijst van de totale beroepsprestatie of proeve. Dit is in de beroepsprestatie en de proeve aangegevenmet A . De letters B ., C . etc. zijn de specifieke bewijsstukken waarmee je de specifieke opdrachten binnen een beroepsprestatie of proeve aantoont. Met het werken aan een specifiek bewijsstuk word je uitgedaagd tot verdieping.

13

KOMPAS

Een voorbeeld van een specifiek bewijsstuk

Bewijsstukken Kwalificerend

A.

De ingevulde beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.

Specifieke bewijsstukken:

Werkprocessen Competenties

J - Q - R - T

1.1

B. Een eigen werkplanning van de huishoudelijke werkzaamheden die door jou in de BPV worden uitgevoerd.

Hierin verschilt de beoordelingslijst van de beroepsprestatie of proevemet die van het verantwoordingsverslag en assessmentgesprek. Je verantwoordingsverslag of je assessmentgesprek is al hét resultaat en het bewijsstuk waarmee je de gevraagde competenties aantoont. Samengevat: de beoordelingslijst van een beroepsprestatie of proeve heeft betrekking op de totale uitvoering in de praktijk. Dit is altijd aangegevenmet de hoofdletter A . Specifieke bewijsstukken ( B ., C . etc.) hebben betrekking op een bepaald onderdeel binnen de beroepsprestatie of proeve. Cesuur Het begrip cesuur betekent de grens tussen een voldoende en een onvoldoende. De beoordelaar gebruikt de begrippen onvoldoende - voldoende - goed. c.

In de beoordelingslijsten zie je onderaan in het kopje cesuur staan.

Cesuur In deze beroepsprestatie zijn de competenties binnen de werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau aangetoond.  ja  nee

Dit houdt in dat je, voor prestatie-indicatoren in de betreffende beoordelingslijst, minimaal voldoende hebt gescoord.

De beoordelaars beargumenteren hun beoordeling. Dit gebeurt onder het kopje ‘Onderbouwing van de beoordeling’. Zie daarvoor een fragment uit een beoordelingslijst die hierna afgebeeld staat.

14

HELPENDE ZORG ENWELZIJN - Fase 1 EN 2

Onderbouwing van de beoordeling met voorbeelden die in verband staanmet de prestatie-indicatoren Fragment uit een beoordelingslijst ‘Onderbouwing van de beoordeling’

Indien de student competenties binnen een werkproces onvoldoende heeft aangetoond, geef dan op het niveau van de prestatie-indicator aan wat de oorzaak daarvan is.

Het kan natuurlijk gebeuren dat het je NIET lukt om de vereiste prestatie-indicatoren uit demethodemix aan te tonen. In dat geval kun jemet je beoordelaar(s) of assessor(en) afspreken hoe je dit alsnog aantoont in: • een volgende beroepssituatie of simulatiesetting Je neemt de totale opdracht of specifieke opdracht(en) mee naar een volgende beroepssituatie of simulatiesetting. • een aanvullende opdracht Stel dat je een gedeelte uit de beroepsprestatie of het verantwoordingsverslag onvoldoende hebt aangetoond. Door een aanvullende opdracht krijg je de kans om het vereiste gedrag alsnog aan te tonen.

De verschillendemogelijkheden hangen af van demate waarin je iets niet hebt aangetoond en van de examenregels binnen je school.

15

KOMPAS

1.4 Borgen van de resultaten Bij het competentiegericht leren is zelfsturing belangrijk in je leerproces en je ontwikkeling daarin. Om de ontwikkeling van je leerproces te volgen, zijn er verschillende instrumenten. Eén daarvan is demonitor waarin per fase alle onderdelen van demethodemix staan. Deze onderdelen zijn gekoppeld aan de resultaten, werkprocessen en competenties. Hierbij zijn de beheersingsniveaus kwalificerend of ontwikkelingsgericht vermeld. Demonitor geeft een totaalbeeld van je opleiding. Je kunt hem gebruiken als een individueel student-volginstrument. Jij en je begeleiders registreren in demonitor in welkemate je leerproces vordert of stagneert. Je kunt demonitor bij je opleiding opvragen. Er zijn papieren en digitale versies beschikbaar. In de digitale versie is het mogelijk om cellen aan te klikkenmet meer informatie.

Begeleider: Periode+datum: Naamstudent: Opleiding:

Helpende zorgenwelzijn

Monitor Fase1

Overzicht competenties

Opmerkingen

Resultaten

Beroepsprestaties

Portfolio

Ontwikkelingsgericht/ kwalificerend Beoordelaars

ontwikkelscore r-p-t normscoreR-P-T

BPV / binnenschools

O

BP 1.1Assisterenbij Activiteiten

werkprocessen

Specifiekebewijsstukken

A. Afgetekende beoordelingslijst van deze beroepsprestatie B. Twee eigenwerkplanningen voor het uitvoeren van activiteiten.

E. Samenwerken en overleggen r

1.1Maakt een werkplanning op basis van het zorg-, leef-, begeleidings- of activiteitenplan 1.4 Ondersteunt bij (sociale) activiteiten en recreëren 3.2 Stemt de wertkzaamheden af BP 1.2Ondersteunenbij Persoonlijke zorg/ADL 1.1Maakt een werkplanning op basis van het zorg-, leef-, begeleidings- of activiteitenplan 1.3 Ondersteunt bij persoonlijke verzorging/ADL werkprocessen

J. Formuleren en rapporteren

r

L. Materialen enmiddelen Q. Plannen en organiseren T. Instructies en procedures

r r r

O

Specifiekebewijsstukken

A. Afgetekende beoordelingslijst van deze beroepsprestatie B. Drie eigenwerkplanningen voor het ondersteunen bij persoonlijke verzorging/ADL

K. Vakdeskundigheid toepassen R. Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten T. Instructies en procedures opvolgen

r

r

r

Het borgen van resultaten wil zeggen: het vastleggen, het noteren van je resultaten. Het hulpmiddel om je resultaten te borgen is de kwalificerende competentiescoretabel . In deze scoretabel is je hele opleiding vastgelegd in ijkpunten, die gekoppeld zijn aan de kwalificerende onderdelen in demethodemix. Deze tabel vult zichmet de resultaten van je competentieontwikkeling.

16

HELPENDE ZORG ENWELZIJN - Fase 1 EN 2

Positieve resultaten in jouw competentieontwikkeling over de totale opleiding leiden tot de kwalificatie voor het beroep, het ‘diploma’. Dit betekent dat je in alle fasen de vastgestelde competenties binnen werkprocessenmet de kwalificerende scores R , P of T hebt aangetoond. Hierover lees jemeer in de hoofdstukken 2 en 3.

KT1

BP BP BP BP PR VV AG BP BP BP BP P1 P2 VV AG

Biedenvan zorgenondersteuningopbasisvaneenwerkplanning

W P Beschrijvingwerkproces

compe tentie

1.1 1.2 1.3 1.4

2.1 2.2 2.3 2.4

Maakt eenwerkplanningopbasis vanhet zorg- , leef-, begeleidings- of actviteitenplan

1.1

J

Formulerenen rapporteren

R R R R

R R R R R R

r r

Q Plannenenorganiseren

Opdebehoeftenen verwachtingen vande klant richten Instructies enprocedures opvolgen Materialenenmiddelen inzetten Opdebehoeftenen verwachtingen vande klant richten Instructies enprocedures opvolgen

R T

R R

R R

r r

r r

1.2

L

R

R

Ondersteunt bij huishoudenende woon- of verblijfs-omgevingof opvangsituatie

R T

R R

R R

R R

1.3

D Aandacht enbegrip tonen K Vakdeskundigheid toepassen

R R

R R

r r

Ondersteunt bij persoonlijke verzorging/ADL

Opdebehoeftenen verwachtingen van de klant richten

R

R

R

1.4

L

Materialenenmiddelen inzetten Opdebehoeftenen verwachtingen vande klant richten Instructies enprocedures opvolgen

R R

r

Ondersteunt bij (sociale) activiteiten en recreëren

R T

R R R

R R

r

1.5

J

Formulerenen rapporteren

R R R R

K Vakdeskundigheid toepassen

R R

Handelt inonvoorziene situaties

T

Instructies enprocedures opvolgen

R R R R

Er is een competentiescoretabel op papier en digitaal.

1.5 Portfolio Een portfolio is een verzamelmapmet bewijsstukken. Met deze bewijsstukken toon je aan wat je geleerd hebt en wat je beheerst. Een portfolio kan een handmatige of een digitalemap zijn. De vormgeving van je portfolio is afhankelijk van jouw school.

Een portfolio dat je gebruikt om te laten zien wat je geleerd hebt, heet een ontwikkelingsgericht portfolio .

Een portfolio dat je gebruikt om te laten zien wat je beheerst, heet een kwalificerend portfolio . Een portfolio heeft een inhoudsopgave. Aan de hand van de inhoudsopgave vul jij je portfolio.

17

KOMPAS

2 Ontwikkelingsgerichte en kwalificerende beoordeling

In de beoordelingslijsten staan prestatie-indicatoren . Prestaties zijn gedragingen. We zeggen wel eens: ‘Het is een hele prestatie om dat werk op tijd af te krijgen. Of om zo lekker te koken voor een groep, of om een kind, zorgvrager of cliënt zo goed te ondersteunen’, is een hele prestatie. Indicatoren zijn aanwijzingen. Een aanwijzing is richtinggevend: de kant die je het beste op kunt gaan. Prestatie-indicatoren in de beoordelingslijsten geven richting aan het vereiste gedrag. Door de prestatie-indicatoren weet jij als student hoe je in werkprocessen het beste kunt handelen. Ook welkemanier je dat gewenste resultaat in de praktijk kunt brengen. Het gaat om het competent gedrag dat er in beroepssituaties van je geëist wordt. Voor de beoordelaar of assessor is een beoordelingslijst met prestatie-indicatoren onmisbaar om je goed te kunnen beoordelen. Als je bij de beoordeling te horen krijgt dat je in de richting komt van het vereiste gedrag, dan toon je ontwikkeling aan. In dat geval is er een ontwikkelingsgerichte score. Voldoe je helemaal aan het vereiste gedrag, dan is er sprake van een kwalificerende score. Dan heb je in feite je doel bereikt. De begrippen ontwikkelingsgerichte score en kwalificerende score staan hieronder nog wat preciezer uitgelegd.

Een beroepsprestatie is ontwikkelingsgericht of kwalificerend. Een proeve is altijd kwalificerend.

In de beoordelingslijsten kun je zien of een beroepsprestatie kwalificerend of ontwikkelingsgericht is door de letters R of r , P of p en T of t .

2.1 Kwalificerende score Een kwalificerende score betekent dat je bij de beoordeling aan de vereiste beheersingsniveau van de prestatie-indicatoren voldoet. Deze prestatie-indicatoren zijn afgeleid van het kwalificatiedossier van je opleiding Helpende Zorg enWelzijn.

Een kwalificerende score is in de beoordelingslijsten aangegevenmet R , P of T . Deze letters staan voor:

Reproductief ( R ) gedrag – Productief ( P ) gedrag – Transfer ( T ) gedrag

18

HELPENDE ZORG ENWELZIJN - Fase 1 EN 2

Fragment uit een beoordelingslijst

Competenties Prestatie-indicatoren Werkproces 1.1Maakt eenwerkplanning op basis van het zorg-, leef-, begeleidings- of activiteitenplan voldoende goed onvoldoende - componenten Kwalificerend

R Dit betekent dat: • je in je werkplanning, schriftelijk of mondeling, de juiste woorden en uitdrukkingen gebruikt zodat: • je werkplanning ook voor anderen duidelijk is • je werkplanning een goed uitgangspunt is voor jouw werkzaamheden.

J Formuleren en rapporteren

–– correct formuleren –– vlot en bondig formuleren

Reproductief gedrag (R) Reproductief wil zeggen ‘nabootsing’: voordoen en nadoen. Je hebt instructie nodig of een rolmodel. Bijvoorbeeld de werkbegeleider die een handeling voordoet. Je voert deze handeling uit nadat het je is voorgedaan. Dit gebeurt volgens voorschriften, regels en standaardprocedures. Ook een instructie op papier hoort bij reproductief handelen. Bijvoorbeeld regels, procedures en protocollen die je gelezen hebt, toepassen. Je kunt praktische kennis en vaardigheden toepassen deze toe zoals ze voorgeschreven zijn. Productief gedrag (P) Bij productief gedrag los je problemen in de beroepspraktijk creatief op. Je bedenkt oplossingen voor nieuwe problemen. Je vraagt advies aan je begeleider of jouw oplossingen ook de juiste oplossingen zijn. Dit betekent dat jeminder uitleg en structuur nodig hebt dan bij reproductief gedrag. Je kunt zelfstandig activiteiten ondernemen. Je laat zien dat je inzicht hebt in de situatie en kennis en vaardigheden uit jezelf kunt toepassen. Je bent actief. Transfer gedrag (T) Bij transfer gedrag voer je in uiteenlopende beroepssituaties je taken zelfstandig uit. Je bent in staat ommet kennis van zaken de juiste vaardighedenmet de juiste houding toe te passen. Je ziet verbanden en kunt deze uitleggen. Je bent proactief. Je oplossingen zijn juist, origineel en deskundig binnen de grenzen van je beroep.

19

KOMPAS

2.2 Ontwikkelingsgerichte score Een ontwikkelscore wil zeggen dat je bij de beoordeling laat zien dat je in ontwikkeling bent. Je hoeft nog niet aan de vereiste prestatie-indicatoren te voldoen. Je komt al wel in die richting, je gaat de goede kant op. Ontwikkelscores zijn in de beoordelingslijst aangeduidmet r-p-t . Stel, je wilt een kwalificerende beroepsprestatie aantonen. In de beoordelingslijst zie je R , P of T staan. De beoordelaar geeft echter een ontwikkelingsgerichte beoordeling, een r , p of t . Conclusie: je hebt (een deel van) de beroepsprestatie of proeve NIET op het vereiste beheersingsniveau aangetoond. De beoordelaar onderbouwt de beoordeling. Hij vertelt je dat je wel een deel van het vereiste competente gedrag aantoont, maar nog (te) veel begeleiding nodig hebt. Of je hebt nog te weinig inzicht in de praktijksituatie. Je zit bijvoorbeeld nog op p terwijl een P vereist is. Je hebt dus meer tijd nodig om je verder te ontwikkelen tot de gestelde kwalificerende score R , P of T .

Bij R r , P p en T t spelen nog drie factoren een belangrijke rol: • de complexiteit van de context/de beroepssituatie • demate van zelfsturing • demate van verantwoordelijkheid

Hierover gaat het volgende hoofdstuk.

20

HELPENDE ZORG ENWELZIJN - Fase 1 EN 2

3 Demoeilijkheidsgraad

In de opdracht van de beroepsprestatie en proeve vind je het schema ´Moeilijkheidsgraad´.

Waarom staat dat daar? Het is belangrijk te weten hoemoeilijk of makkelijk de praktijksituatie is bij het uitvoeren van een beroepsprestatie. Ook of je veel of weinig begeleiding ontvangt. Als je begeleider je precies voordoet hoe je dient te handelen, is het voor jouminder moeilijk. Je hoeft in dit geval zelf geen oplossingen voor problemen te bedenken. Je voert je taak dan uit op het beheersingsniveau van een R r . Schema: MOEILIJKHEIDSGRAAD In het onderstaande schema zie je dat er rondjes gearceerd zijn. Namelijk: een open context, begeleid, uitvoering van eigen takenpakket en jouw samenwerkingmet collega’s. Binnen deze drie factoren voer je de opdracht in de beroepsprestatie of proeve uit. Dit schema geeft ook de vereiste ontwikkeling aan binnen een opleidingsfase. In het begin van je opleiding is de praktijksituatieminder moeilijk. Je hoeft in dit geval zelf geen oplossingen voor problemen te bedenken. Je voert je taak dan uit op het beheersingsniveau van een R r .

Demate van complexiteit van de beroepssituatie

Demate van zelfsturing

Demate van verantwoordelijkheid voor

gesloten context

geleid

uitvoering van eigen takenpakket jouw samenwerkingmet collega’s de hele zorg- en begeleidingscyclus aansturing van collega’s op hetzelfde of lager niveau

open context

begeleid

complexe context

zelfstandig

21

KOMPAS

3.1 Complexiteit Een gesloten context is een voorspelbare beroepssituatie. Je voert routinematige beroepshandelingen uit. Je volgt regels, procedures en protocollen op. Je begeleider geeft instructies en je kunt altijd op hem/haar terugvallen. Een open context is minder voorspelbaar. Er is sprake vanmeervoudige problematiek in de zorg- en dienstverlening. Naast het toepassen van regels, procedures en protocollen voer je niet-routinematige beroepshandelingen uit. Je bedenkt deels zelf oplossingen voor problemen. Je begeleider is op afstand aanwezig. In een complexe context is er sprake van onvoorspelbare enmeervoudige problematiek in de zorg- en dienstverlening. Je bent in staat om zelf oplossingen en strategieën voor problemen te bedenken binnen de grenzen van het beroep. Je benut kennis en vaardigheden die je in andere situaties hebt opgedaan.

3.2 Zelfsturing

Bij het competentiegericht leren is de zelfsturing van jou als student een belangrijk aspect van je ontwikkeling en leerproces. De sturing in de beroepsprestaties is in het begin hoog en neemt af in de latere fasen van je opleiding, respectievelijk latere beroepsprestaties of proeven.

Dit zie je in het schema ‘Moeilijkheidsgraad’. In het begin is er veel aandacht voor het aansturen van je leerproces (HOE) met gestructureerde opdrachten in een relatief laagcomplexe context (WAT). Geleidelijk neemt de sturing in de begeleiding af en wordt de context complexer. Jij en de beoordelaar kunnenmet behulp van het schema ‘Moeilijkheidsgraad’ bij iedere opdracht zien of je de beroepsprestatie geleid, begeleid dan wel zelfstandigmoet uitvoeren. Geleid Wanneer je een beroepsprestatie geleid uitvoert, word je individueel aangestuurd door je begeleider. Veelal werk je samen. De begeleider geeft gerichte instructie, waarna je de handeling uitvoert en nabespreekt.

22

HELPENDE ZORG ENWELZIJN - FASE 1 EN 2

Begeleid Met begeleid wordt een coachendemanier van begeleiden bedoeld. De begeleider stuurt je op afstand aan. Praktisch gezien zal er een voorbespreking zijn, waarna je de beroepsprestatie nagenoeg zelfstandig uitvoert. Je vraagt raad en advies en je kunt zo nodig tijdens en na de uitvoering terugvallen op de begeleider. Zelfstandig Bij zelfstandig handelen wordt van je verwacht dat je de beroepsprestatie of proeve zonder begeleiding uitvoert. Naderhand rapporteer je over je handelen. Je legt uit jezelf verantwoording af. De proeve is altijd kwalificerend en voer je zelfstandig uit. 3.3 Verantwoordelijkheid Verantwoordelijkheid voor het eigen takenpakket is van toepassing op iedere student in een zorg- of welzijnsopleiding, ongeacht het opleidingsniveau. In het schema ‘Moeilijkheidsgraad’ is dit rondje daarom altijd gevuld. Ook het rondje jouw samenwerkingmet collega’s zal tamelijk snel in de opleiding gevuld zijn. Je voert de beroepshandelingenmet zorg en toewijding uit en legt daarover verantwoording af aan je collega’s. Het afleggen van die verantwoording gebeurt geleid, begeleid of zelfstandig (zie boven). Aansturing en verantwoordelijkheid voor de hele zorg- en begeleidingscyclus is van toepassing bij een opleiding op niveau 3 en 4 en in een latere fase van de opleiding. Niet in elke praktijksituatie kan je verantwoordelijkheid voor de hele cyclus dragen. Bijvoorbeeld het begeleiden van een stagiaire of het inwerken van een nieuwe medewerker doet zich niet in iedere praktijk voor. De opdrachten in de beroepsprestaties/proeve zijn in het begin klein van opzet. Naarmate je vordert met je opleiding zijn de beroepsprestaties/proeven omvangrijker en complexer.

23

KOMPAS

4 Taal- en rekenvaardigheden

Je hebt gekozen voor een talig beroep. Tijdens je opleiding luister je veel naar instructies, lees je vakliteratuur, schrijf je rapportages, voer je gesprekken en geef je presentaties. Je hebt binnen je opleiding dus veel mogelijkheden om aan je taalniveau te werken en op het vereiste niveau te komen. Jouw beroepsontwikkeling gaat samenmet je taalontwikkeling. Ook kun je in je beroep niet zonder rekenvaardigheden. Per opleiding zijn de eisen verschillend. Een helpende in de thuiszorg zal uitrekenen hoeveel geld zij uit kan geven bij de supermarkt en het juiste bedrag verantwoorden. 4.1 De taal- en rekeneisen De laatste jaren is er maatschappelijk veel kritiek gekomen op het niveau van taal en rekenen van jongeren. Daarom heeft de overheid een wet aangenomen die scholen verplicht om studenten een actief lesprogramma aan te bieden en hen op taal- en rekengebied te examineren. Deze wet heet: Doorlopende leerlijn Taal en Rekenen. Ook wel referentieniveaus genoemd. In deze wet staan de vereiste niveaus Nederlands vanaf de basisschool, (V) MBO, HBO tot universiteit. Voor het MBO gelden voor taal de niveaus 2F en 3F. De niveaus voor rekenen variëren per rekenvaardigheid en per opleiding van 1F tot 3F. In het kwalificatiedossier van je opleiding tot Helpende Zorg enWelzijn staan de eisen voor taal en rekenen. Dit staat hieronder vermeld.

MBO-1

MBO-2

MBO-3

MBO-4

Nederlands

2F

2F

2F

3F

Rekenen

Getallen 2F Verhoudingen 2F Meten enmeetkunde 1F

Er zijn vijf taalvaardigheden: • Lezen • Luisteren • Gesprekken voeren • Spreken • Schrijven

Er vier rekenvaardigheden: • Getallen • Verhoudingen • Meten enMeetkunde • Verbanden (geldt niet voor niveau 1/2)

24

HELPENDE ZORG ENWELZIJN - Fase 1 EN 2

4.2 Het werkenmet taalprestaties Binnen je opleiding leer je een beroep en tegelijkertijd werk je aan je taal en rekenen. Als je werkt met de taalprestaties van het Consortium, kun je die verschillend gebruiken, namelijk ontwikkelingsgericht en kwalificerend. Alle taalprestaties zijn gebaseerd op de F-niveaus. Het uitgangspunt in de taalprestaties is de integrale aanpak: Nederlands is onderdeel alle leeractiviteiten en beroepsproducten. Op de opleiding en in de BPV lever je dagelijks taalprestaties door te luisteren, te lezen, gesprekken te voeren, te schrijven en te spreken. Daarom kun je de taalprestaties goed combinerenmet de talige opdrachten in de beroepsprestaties/proeve en LB-prestaties. De opleiding bepaalt hoeveel en welke taalprestaties per taalvaardigheid je inlevert om het vereiste taalniveau van de opleiding aan te tonen. Je overlegt met je begeleider over de keuze voor de opdrachten. Je overlegt ook welke taalprestaties je ontwikkelingsgericht uitvoert en welke kwalificerend. 4.3 De opzet van taalprestaties De taalprestaties zijn zo opgezet dat je deze op ieder moment binnen je opleiding kan inzetten. Iedere taalprestatie beslaat 1 A-4met op de voorkant de typering, de opdracht en het resultaat. Je herkent de uitvoering omdat deze hetzelfde is als de beroepsprestaties/proeve en LB-prestaties. Op de achterzijde staat de beoordelingslijst. Dit is een fragment van de lijsten Niveaubepaling Nederlands, waarop alle F-niveaus naast elkaar staan afgebeeld. De algemene lijsten zijn op je opleiding verkrijgbaar. Na invulling heb je een goed beeld van je totale taalontwikkeling. Op de achterzijde van iedere taalprestatie staat ook het niveau van de opdracht afgebeeld.

25

KOMPAS

4.4 De beoordeling van taalprestaties De beoordelaar geeft op de beoordelingslijst van de taalprestatie aan: • of je de opdracht kwalificerend of ontwikkelingsgericht hebt uitgevoerd • of je aan het voorwaardelijk criterium ‘uitwerking van de opdracht is afgestemd op doel’ hebt voldaan Bijvoorbeeld: • Wanneer je de taalprestatie ‘Reflectieverslag’ inhoudelijk voldoet aan de eisen van de opleidingm.b.t. het maken van een reflectieverslag, krijg je een GO en gaat de beoordelaar naar de volgende beoordelingsstap. • Wanneer tijdens een klachtengesprek blijkt dat je niet ingaat op de klachten, krijg je een NO GO en stopt hier de beoordeling. • Na een GO gaat de beoordelaar na: – – of je de diverse beoordelingscriteria hebt aangetoond – – of bepaalde criteria op een hoger niveau zijn behaald. Dit gebeurt met behulp van de algemene lijsten niveaubepaling SCBO. • Dit alles resulteert in een eindcijfer.

26

HELPENDE ZORG ENWELZIJN - Fase 1 EN 2

5 Loopbaan- en Burgerschapsontwikkeling (LB)

Je leert binnen loopbaanontwikkeling je kwaliteiten, motieven enmogelijkheden kennen. Dit ondersteunt je bij het maken van de juiste keuzes in je opleiding en je beroep. Burgerschap draagt bij aan jemaatschappelijke betrokkenheid. Loopbaan en burgerschap zijn belangrijk voor jou als persoon, maar ook voor je ontwikkeling op school en de BPV. Want als je gemotiveerd bent, neem je ook meer verantwoordelijkheid voor je omgeving.

5.1 De eisen voor loopbaan en burgerschap Voor studenten die dit jaar met de opleiding gestart zijn, gelden de kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het MBO, studiejaar MBO 2012-2012. Deze kwalificatie-eisen zijn opgedeeld in vier dimensies en loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling.

De dimensies zijn: • politiek-juridische dimensie • economische dimensie • sociaal-maatschappelijke dimensie • vitaal burgerschap

5.2 Het werkenmet LB-prestaties Loopbaan en burgerschap staan niet op zichzelf. Wanneer je werkt met de LB-prestaties van het Consortium, dan kun je de opdrachten in de LB-prestaties integreren in andere leeractiviteiten en prestaties. Dit kan op elk gewenst moment binnen je opleiding. Als je aan een beroepsprestatie werkt, of aan een leeractiviteit voor loopbaan of burgerschap of aan een taalprestatie. Daarnaast kunnen ze ook ingezet worden in je privésituatie. Voorbeelden: • Je doet vanuit een beroepsprestatie of proeve onderzoek naar de wetgeving binnen het beroep. Je kunt op dat moment ook de LB-prestatie 2.2, opdracht C . inzetten: ‘Onderzoek welke wetgeving van belang is voor het beroep dat je gekozen hebt en de consequentie hiervan voor de keuzes die jemaakt in je werk.’ • Je doet aan sport. Je kunt in het kader van vitaal burgerschap de LB-prestatie 5.2, opdracht D . inzetten: ‘Beoefen gedurende een langere periode een sport onder supervisie van een deskundige (instructeur, sportleraar, trainer).’

27

KOMPAS

• De taalprestatie ‘Het schrijven van een verslag’ kun je ook gebruiken binnen de LB- prestatie 4.1, opdracht A . Deze opdracht gaat over het schrijven van een recensie.

5.3 De opzet van LB-prestaties Er zijn voor jouw opleiding 12 LB-prestaties. Deze zijn opgezet volgens hetzelfde stramien als de beroepsprestaties, proeven en taalprestaties. Iedere LB-prestatie bevat een typering, opdracht, resultaat en de beoordelingslijst. Het voordeel hiervan is de herkenbaarheid. Je kent de structuur en je kunt steeds dezelfde werkwijze toepassen. Iedere opdracht bestaat uit deelopdrachten waar je uit kiest. Afhankelijk van de LB- prestatie zijn enkele opdrachten verplicht gesteld. Deze verplichting hangt samenmet een essentieel deel van je opleiding, bijvoorbeeld het maken van een POP/PAP. Per LB-prestatie worden steeds twee bewijsstukken gevraagd. Deze twee bewijsstukken dekken samen alle competenties in de beoordelingslijst. Je overlegt met je begeleider welke LB-prestaties je gebruikt op welk moment binnen je opleiding. In iedere LB-prestatie is er ruimte voor een vervangende opdracht. Jij en/of je opleiding kunnen voor een andere passende opdracht kiezen. Voorwaarde is wel dat de opdracht de competenties uit de beoordelingslijst dekt. De 360 graden feedbacktest , die deel uitmaakt van het studiepakket LB-prestaties, bestrijkt nagenoeg alle facetten van het leren, van loopbaanontwikkeling en burgerschap. Door regelmatigmet deze feedbacktest te werken, krijg je een goed beeld van het verloop van je persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling. Op diemanier leer je bewust te denken vanuit competenties binnen de opdracht. De beoordelingslijst lijkt veel op die van de beroepsprestaties. Er zijn competenties en prestatie-indicatoren die verwijzen naar de dimensies binnen loopbaan en burgerschap. De beoordeling is altijd ontwikkelingsgericht. Dit komt omdat de overheid de kwalificatie- eisen voor loopbaan en burgerschap wel belangrijk vindt, maar niet normerend. Iedere opleiding heeft de verplichting om aan te tonen dat studenten actief bezig zijnmet hun loopbaanontwikkeling enmet hun verantwoordelijkheid als burger. De LB-prestaties lenen zich hier goed voor. Ze sluiten aan op je persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling. 5.4 De beoordeling van LB-prestaties In de beoordelingslijst geef je aan welke bewijsstukken welke beoordelingscriteria dekken.

28

HELPENDE ZORG ENWELZIJN - Fase 1 EN 2

6 Leren-leervaardigheden

Het MBO levert je een drievoudige kwalificering : een kwalificatie voor het beroep, voor taal en rekenen en voor loopbaan en burgerschap.

Je leert voortdurend. Altijd en overal. Het leren houdt niet op bij een zekere leeftijd. De BPV is bij uitstek de plek om het beroep te leren. Maar je leert ook in allerlei andere situaties: thuis, in je sport of hobby en het uitgaan. In een competentiegerichte opleiding staat het leren in de beroepspraktijk centraal. Demanier waarop je leert (je leerstijl) is afhankelijk van je leeftijd, je leergeschiedenis, ervaringen en opleiding. Het kan zijn dat je leerstijl zich door de tijd heen wijzigt van bijvoorbeeld een doener naar een denker. Door het uitproberen van een andere leerstijl dan je gewend bent, haal jemeer uit je opleiding. Door samen te werken leer jemeer. Bovendien heb je voor een beroep gekozen waarin veel wordt samengewerkt. In dit werk is heb je temakenmet verschillende disciplines. Bijvoorbeeld een arts, pedagoog, psycholoog of fysiotherapeut. Vaak werk je in een team. In dat team vindt controle en onderlinge afstemming plaats. In een team kun je elkaar stimuleren om individuele kwaliteiten en competenties goed te benutten. Samenwerken is een sociaal aspect van het leren. Door open te staan voor de verschillende invalshoeken en achtergronden van jemedestudenten en collega’s, word je wijzer. Dat is verrijkend voor je persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling. Je hebt al veel ervaringen opgedaanmet het samenwerken op je vorige school, in het gezin waar je bent opgegroeid enmet je vrienden. Misschien niet bewust, maar je hebt hier toch van geleerd. Met deze bagage bouw je in deze opleiding verder aan jouwmanier van samenwerken met jemedestudenten en collega’s. Als je samenwerkt aan een opdracht binnen een beroepsprestatie/proeve, let er op dat jouw persoonlijke aandeel belangrijk is. Daarop word je beoordeeld. Het is niet het groepsresultaat dat telt, maar het individuele resultaat. Samenwerken en overleggen is een belangrijke competentie binnen je opleiding.

29

KOMPAS

Made with