CZW20120119
Prestatie-indicatoren
voldoende goed
Competenties
Kwalificerend
onvoldoende
- componenten
R Dit betekent dat: • je zorgvuldig en netjes omgaat met dematerialen en middelen • je hulpmiddelen gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld zodat: • jij de huishoudelijke werkzaamheden efficiënt kunt (laten) uitvoeren • je tijdens de uitvoering van de huishoudelijke werkzaamheden een voorbeeld bent voor de cliënt. P Dit betekent dat: • je tijdens de activiteiten overlegt over je aanpak • je op tijd hulp inschakelt als er knelpunten zijn of onverwachte dingen gebeuren zodat: • de cliënt kan verwachten dat er altijd goede begeleiding is tijdens de uitvoering van de activiteit. P Dit betekent dat: • je bij agressie, lastige en/of crissituaties snel je handelen aanpast • je, als het nodig is, de afspraken die in het plan van aanpak staan uitvoert • je op de hoogte bent van de richtlijnen van de organisatie, wet- en regelgeving die betrekking hebben op situaties waarin agressie voorkomt en andere lastige en/of crisissituaties • je in die situaties handelt volgens de richtlijnen van de organisatie en wet- en regelgeving P Dit betekent dat: • je tijdens de activiteit en bij ondersteuning van persoonlijke zorg op tijd overlegt met alle betrokkenen • je bij de uitvoering van de opvang en begeleiding tijdig overlegt met anderen • je weet wat de consequenties zijn van jouw acties • je anderen om raad vraagt als dat nodig is • je je zo opstelt dat de samenwerkingmet de groepsleden en het team soepel verloopt • je relevante informatie doorgeeft aan het multidisciplinaire team zodat: • iedereen die betrokken is bij de activiteiten en de groepsleden goed kunnen samenwerken en de gezamenlijke dienstverlening soepel verloopt • de persoonlijke zorg voor de cliënt soepel en eenduidig verloopt. zodat: • cliënten leren van de situatie • gevaar voor betrokkenen en schade voorkomen wordt.
L Materialen en
middelen inzetten
–– geschiktematerialen en middelen kiezen –– goed zorgdragen voor materialen enmiddelen –– materialen enmiddelen doelmatig gebruiken
Q Plannen en organiseren
–– activiteiten plannen –– tijd indelen –– voortgang bewaken
U Omgaanmet
verandering en aanpassen
–– aanpassen aan veranderde omstandigheden
Werkproces 3.3 Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen E Samenwerken en overleggen
–– afstemmen –– anderen raadplegen en betrekken
16
MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG
Made with FlippingBook