CZW20120136
CZW20120136
K
Beroepsprestatie 2.4 Methodisch begeleiden bij ontwikkeling en opvoeding
Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg | Niveau 4
Beroepsprestatie
2.4
Methodisch begeleiden bij ontwikkeling en opvoeding (2012-gpm-4-ko-pm-4-jz-bp2.4)
Opleiding:
Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang - Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg
Niveau Fase 2
4
Artikelnummer CZW20120136
Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van het Consortium Beroepsonderwijs - Zorg en Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg
Dagelijks bestuur en managementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg
I. Rabelink M. Wouters
Ontwikkelteamleider A. Liem-Rosekrans
Ontwikkelaars van deze fase P. Mertens-Debats A. Mulder
Redactie A. Brink M. Brok
Ontwerp H. Witjes (Studio Blanche)
Foto’s Consortium Beroepsonderwijs
Ondanks alle inspanningen is het mogelijk dat het Consortium Beroepsonderwijs niet alle copyrights van de in de uitgave opgenomen illustraties heeft geregeld. Degene die meent alsnog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen met het Consortium Beroepsonderwijs.
© 2013 Consortium Beroepsonderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe- stand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen of enige andere manier, zonder toestemming van het Consortium Beroepsonderwijs - Zorg en Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg.
Inhoud
Beroepsprestatie 2.4 .........................................................4
Werkprocessen met de bijbehorende competenties .................5
Typering . ........................................................................5
De opdracht .....................................................................9
Het resultaat. ................................................................. 11
Beoordelingslijst gpm-4-ko .............................................. 13
Beoordelingslijst pm-4-jz ................................................. 19
Daar waar zij staat, wordt ook hij bedoeld en omgekeerd.
Beroepsprestatie 2.4
Methodisch begeleiden bij ontwikkeling en opvoeding
Werkprocessen met de competenties van deze beroepsprestatie
Nummer en titel van het werkproces
Competenties bij het werkproces
1.1
H
Inventariseert de situatie en wensen van het kind/de jongere
Overtuigen en beïnvloeden (alleen voor gpm-4-ko)
N
Onderzoeken
R
Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten
1.3
E
Maakt een plan van aanpak
Samenwerken en overleggen
J
Formuleren en rapporteren
C
Begeleiden (alleen voor gpm-4-ko)
M
Analyseren (alleen voor gpm-4-ko)
2.1
B
Biedt het kind/de jongere opvang
Aansturen
C
Begeleiden
D
Aandacht en begrip tonen
E
Samenwerken en overleggen
K
Vakdeskundigheid toepassen (alleen voor pm-4-jz) Omgaan met verandering en aanpassen
U
Typering
Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang Als gespecialiseerd pedagogisch medewerker ben je mede opvoeder. Je zorgt ervoor dat het kind zich thuis voelt, onder andere door een optimaal groeps- en leefklimaat te scheppen. Door voorbeeldgedrag en feedback draag je waarden en normen over. Je signaleert ongewenst gedrag en problemen in de interactie tussen de kinderen en begeleidt hen daarbij. Als er problemen zijn in de ontwikkeling en opvoeding, ga je methodisch te werk om tot een planmatige aanpak te komen. Het is van groot belang dat je goed observeert en dat je overlegt met deskundigen en collega’s om de oorzaak van de problemen te achterhalen en op basis van de verkregen informatie een plan van aanpak te maken. Ook afstemming met collega’s en ouders/vervangende opvoeders is een onderdeel van het methodisch handelen.
5
METHODISCH BEGELEIDEN BIJ ONTWIKKELING EN OPVOEDING
Je bespreekt problemen bij de opvoeding met ouders/vervangende opvoeders en geeft advies en opvoedingsondersteuning. Je helpt het kind, zijn groepsgenootjes en zijn ouders/ vervangende opvoeders om handicaps of gedragsproblemen te hanteren. In het werk is een goede taalbeheersing van groot belang. Nicole is gespecialiseerd pedagogisch medewerker op kinderdagverblijf ‘Kiekeboe’. Ze zorgt voor een rustige sfeer tijdens het eten en leert de kinderen om aan tafel te blijven zitten gedurende de maaltijd. Victor, een jongetje van 2 jaar, houdt dit nooit vol. Ook als de kinderen in de kring gaan zitten, loopt hij wel tien keer weg. Ze beschrijft het gedrag van Victor als een ‘stuiterbal’. Hij ‘stuitert’ door de groep en kan moeilijk tot spel komen. Hij verstoort regelmatig het spel van de andere kinderen, waardoor hij conflicten uitlokt. Hij wordt snel boos, maar kan zich ook heel aanhankelijk gedragen. Nicole heeft in overleg met haar collega’s het gedrag van Victor besproken met zijn ouders. Zij vertelden dat ze dit gedrag thuis ook herkennen. Nicole heeft de ouders geadviseerd contact op te nemen met de orthopedagoog. Zij hebben dat gedaan en er is nu een bespreking met het team, de ouders en de orthopedagoog om begeleidingsdoelen vast te stellen. Nicole krijgt de taak om deze uit te werken in een plan van aanpak.
Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg Als pedagogisch medewerker jeugdzorg ben je mede opvoeder. Je helpt het kind/de jongere met praktische zaken en zorgt ervoor dat hij zich thuis voelt. Een optimaal groeps- en leefklimaat speelt daarbij een belangrijke rol. Je handhaaft de orde en treedt zo nodig regulerend op. Door voorbeeldgedrag en feedback draag je waarden en normen over en stimuleer je het kind/de jongere zijn gedragsrepertoire uit te breiden. De pedagogisch medewerker jeugdzorg richt zich met name op opvang en begeleiding/ behandeling bij problematische ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jongeren. Je hebt te maken met complexe en wisselende situaties en met risico’s met betrekking tot de gezondheid en veiligheid van het kind/de jongere. De complexiteit van je taak is voor een groot deel afhankelijk van de problematiek van het kind/de jongere waar je mee werkt. Het is belangrijk dat je goed kunt observeren.
GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 KINDEROPVANG - PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG - Fase 2 6
Op basis van de gegevens die je uit je observatie krijgt en de informatie van deskundigen, maak je een plan van aanpak voor de omgang met een kind/jongere en voor omgang met de groep. Met behulp van dit plan kun je afspraken maken met het kind/de jongere en zijn ouders/vervangende ouders, zodat voor iedereen duidelijk is wat het doel is van je interventies. Ook als er problemen in de interactie tussen kinderen/jongeren ontstaan, vraagt dat om methodische begeleiding. Als het mogelijk is, leg je het plan van aanpak voor aan het kind/de jongere en ouders/ vervangende opvoeders om instemming te krijgen. Je hebt te maken met een grote diversiteit aan werkzaamheden. De dagelijkse gang van zaken wordt vaak doorkruist door onverwachte gebeurtenissen. Dit vraagt steeds weer om andere -adequate- oplossingen. Saida werkt als pedagogisch medewerker jeugdzorg bij ‘Het Anker’. Zij zorgt altijd dat ze tijd heeft om met de kinderen thee te drinken als ze van school komen. Dan kunnen ze hun verhaal kwijt en kan ze hen helpen bij het huiswerk. Mandy is sinds een maand opgenomen in ‘Het Anker’. Ze is 15 jaar en heeft een alcoholprobleem. Ze kan heel agressief reageren als ze geen alcohol mag drinken en ze wil dan weglopen. Zij moet leren om weer structuur in haar dag te brengen. Zij wordt voor haar alcoholprobleem begeleid door de gedragsdeskundige. Saida ziet al aan de manier van thuiskomen of Mandy het moeilijk heeft. Ze gaat dan even mee naar haar kamer, zodat Mandy haar hart kan luchten en agressie wordt voorkomen. Samen hebben zij gekeken welke verdere ondersteuning Mandy nodig heeft in het dagelijks leven om te voorkomen dat ze alcohol gebruikt. Saida heeft, in overleg met het team, een gesprek gepland met de ouders van Mandy om ook afspraken te maken hoe ze thuis begeleid kan worden. Oriënteren en Plannen Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de beroepsprestatie. Bekijk de resultaten en de beoordelingslijst. Wanneer bepaalde bewijsstukken niet haalbaar zijn, zoek dan naar vervangende bewijsstukken. Soms is het nodig dat je een aanvullend bewijsstuk inlevert. Bespreek je keuze voor de bewijsstukken met je begeleider. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.
GO / NO GO
Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.
7
METHODISCH BEGELEIDEN BIJ ONTWIKKELING EN OPVOEDING
De moeilijkheidsgraad van de opdracht staat in de tabel hieronder aangegeven.
Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang
De mate van complexiteit van de beroepssituatie
De mate van zelfsturing
De mate van verantwoordelijkheid voor
gesloten context
geleid
uitvoering van eigen takenpakket jouw samenwerking met collega’s de hele zorg- en begeleidingscyclus aansturing van collega’s op hetzelfde of lager niveau
open context
begeleid
complexe context
zelfstandig
Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg
De mate van complexiteit van de beroepssituatie
De mate van zelfsturing
De mate van verantwoordelijkheid voor
gesloten context
geleid
uitvoering van eigen takenpakket jouw samenwerking met collega’s de hele zorg- en begeleidingscyclus aansturing van collega’s op hetzelfde of lager niveau
open context
begeleid
complexe context
zelfstandig
GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 KINDEROPVANG - PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG - FASE 2 8
De opdracht
A. De totale opdracht Je voert de totale opdracht uit in de beroepspraktijk. Je competenties op het gebied van methodisch begeleiden worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars.
Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten.
B. Persoonsbeschrijving van twee kinderen/jongeren samenstellen Kies in overleg met je begeleider twee kinderen/jongeren met ontwikkelings- en/of opvoedingsproblemen uit je groep voor wie je een plan van aanpak gaat maken. Dit doe je op methodische wijze. • Kies als het mogelijk is twee kinderen/jongeren van verschillend geslacht en verschillende leeftijd. • Ga na waarom het kind/de jongere in de opvang is geplaatst. (alleen voor gpm-4-ko) • Verzamel informatie over de oorzaak van de problemen in ontwikkeling en gedrag. • Achterhaal de zorg- en begeleidingsbehoeften van beide kinderen en de wensen en verwachtingen van het kind en zijn ouders. Gebruik daarvoor verschillende bronnen. • Stel vervolgens een persoonsbeschrijving samen van de door jou gekozen kinderen/ jongeren. • Onderzoek welke mogelijkheden de organisatie heeft om in te spelen op de behoeften van het kind. • Zoek uit welke aanvullende of alternatieve ondersteuning nodig is. (alleen voor gpm-4-ko) C. Observeren volgens plan Stel voor beide kinderen een observatieplan op en bespreek de plannen met je begeleider. Voer beide observaties uit.
9
METHODISCH BEGELEIDEN BIJ ONTWIKKELING EN OPVOEDING
D. Plan van aanpak opstellen Verwerk de verzamelde informatie in een plan van aanpak voor de dagelijkse verzorging en begeleiding van beide kinderen/jongeren. • Neem in je plan ook aanvullende ondersteuning van andere deskundigen op. • Houd bij het schrijven van het plan van aanpak rekening met het pedagogisch beleid van de organisatie. • Bespreek jouw plan van aanpak (alleen voor gpm-4-ko) en ook mogelijke alternatieven met je begeleider, collega’s, de gedragsdeskundige van jouw organisatie en ouders/ vervangende opvoeders. • Informeer de ouders over de sociaal-emotionele ontwikkeling van hun kind en geef hun inzicht in de gang van zaken in de voorziening. Deel hierbij je kennis over de opvoeding met de ouders. Houd rekening met de achtergrond van het kind en zijn ouders. • Geef advies over aanvullende of alternatieve hulpverlening. (alleen voor gpm-4-ko) E. Reageren op signalen Begeleid een van de kinderen/jongeren in je groep door te reageren op signalen dat hij het moeilijk heeft en door naar hem te luisteren. Wijs een kind/jongere door middel van feedback er duidelijk op welke grenzen er zijn en dat deze niet overschreden mogen worden. Biedt hem/haar gedragsalternatieven. Vraag feedback van een collega en een ouder (zie resultaat E .). Alleen voor pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg F. Omgaan met agressie Beschrijf een situatie waarin je agressie hebt herkend en een inschatting hebt gemaakt van de risico’s hiervan. Deze opdracht kan ook gebruikt worden voor Nederlands: Schrijven (3F) en Spreken (3F).
Als je kiest voor een vervangende of aanvullende opdracht, let er dan op dat deze voldoet aan de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.
GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 KINDEROPVANG - PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG - FASE 2 10
Het resultaat A. De afgetekende beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.
Specifieke bewijsstukken B.
De persoonsbeschrijving van twee kinderen/jongeren. WP 1.1: H (alleen voor gpm-4-ko) , N, R en WP 1.3: C (alleen voor gpm-4-ko) . C. Twee observatieverslagen. WP 1.1: N. D. Plan van aanpak van twee kinderen met daarbij: – – de agenda en het verslag van het gesprek met de ouders/vervangende opvoeders – – de feedback van je collega met betrekking tot het plan van aanpak en het gesprek. WP 1.3: C, E, J, M (alleen voor gpm-4-ko) . WP 1.3: E, J (alleen voor pm-4-jz) en WP 2.1: E, U. E. Feedback van een collega en een ouder over jouw begeleiding van een kind bij het reguleren van zijn/haar gedrag. WP 2.1: B, C, D. Alleen voor pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg F. Feedback van een collega en zo mogelijk een kind/jongere over jouw begeleiding bij het onderkennen en reguleren van de agressie van het kind/de jongere. WP 2.1: B, C, D, K.
Vervangende of aanvullende bewijsstukken – – – –
Neem de bewijsstukken op in je portfolio.
11
METHODISCH BEGELEIDEN BIJ ONTWIKKELING EN OPVOEDING
Beoordelingslijst
beroepsprestatie 2.4 Methodisch begeleiden bij ontwikkeling en opvoeding (2012-gpm-4-ko-bp2.4)
Naam student:
Datum:
Opleiding: Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang
Cohort:
Fase:
voldoende goed
Prestatie-indicatoren
onvoldoende
Competenties
Kwalificerend
- componenten
Werkproces 1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind/de jongere
P Dit betekent dat: • je de (mede) door jou genomen beslissing tot het wel of niet plaatsen van het kind in de opvang kunt onderbouwen en verdedigen zodat: • jou duidelijk is waarom het kind wel of niet in de opvang geplaatst kan worden.
H Overtuigen en beïnvloeden
– ideeën en meningen naar voren brengen en onderbouwen
P Dit betekent dat: • je verschillende bronnen gebruikt om informatie te
N Onderzoeken
verzamelen met betrekking tot afwijkingen in ontwikkeling en gedrag
– informatie achterhalen
zodat: • jou duidelijk is wat de oorzaken zijn en je hierop kunt inspelen in de opvang. P Dit betekent dat: • je actief de wensen en verwachtingen van het kind en zijn ouders/vervangende opvoeders inventariseert zodat: • jou duidelijk is hoe de organisatie, binnen de mogelijkheden van de dienstverlening, kan inspelen op de situatie en wensen van het kind.
R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten
– behoeften en
verwachtingen achterhalen
13
METHODISCH BEGELEIDEN BIJ ONTWIKKELING EN OPVOEDING
Prestatie-indicatoren
voldoende goed
Competenties
Kwalificerend
onvoldoende
- componenten
Werkproces 1.3 Maakt een plan van aanpak
P Dit betekent dat: • je ouders/vervangende opvoeders informatie en advies over aanvullende of alternatieve zorg- of dienstverlening geeft zodat: • jou duidelijk is welke ondersteuning bij de opvang wordt ingeschakeld • jou duidelijk is waar de ouders/vervangende opvoeders voor extra ondersteuning terecht kunnen. P Dit betekent dat: • je de inhoud van het plan van aanpak en de consequenties bespreekt met het kind en ouders/vervangende opvoeders zodat: • zij weten wat ze kunnen verwachten als het plan van aanpak wordt uitgevoerd.
C Begeleiden
–– adviseren
E Samenwerken en overleggen
–– afstemmen
P Dit betekent dat: • je een nauwkeurig en volledig plan van aanpak opstelt
J Formuleren en rapporteren
zodat: • je het kind en de ouders precies laat weten welke aanpak gehanteerd wordt en welke ontwikkeling wordt nagestreefd.
–– nauwkeurig en volledig rapporteren
P Dit betekent dat: • je conclusies trekt uit de beschikbare informatie en
M Analyseren
verschillende alternatieven bekijkt met hun consequenties
–– conclusies trekken
zodat: • de dienstverlening die in het plan van aanpak is opgenomen op het kind is toegesneden en daadwerkelijk kan worden geboden.
Werkproces 2.1 Biedt het kind/de jongere opvang
P Dit betekent dat: • je overwicht toont bij het handhaven van afspraken en regels zodat: • het voor het kind en de groep duidelijk is welke grenzen er zijn en dat deze niet overschreden mogen worden. P Dit betekent dat: • je het kind heldere, eerlijke en constructieve feedback geeft • je het kind stimuleert om alternatieven uit te proberen
B Aansturen
–– uitoefenen van gezag
C Begeleiden
–– coachen
zodat: • het functioneren van het kind wordt versterkt.
14
GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 KINDEROPVANG - PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG - Fase 2
onvoldoende
Prestatie-indicatoren
voldoende goed
Competenties
Kwalificerend
- componenten
P Dit betekent dat:
D Aandacht en begrip tonen
• je betrokkenheid toont bij het kind en de ouders/ vervangende opvoeders • je actief luistert naar het kind • je herkent wanneer het kind het moeilijk heeft
–– interesse tonen –– luisteren –– anderen steunen
zodat: • je de nodige ondersteuning kunt bieden.
P Dit betekent dat: • je de ouders/vervangende opvoeders informeert over de gang van zaken in de opvang • je de ouders/vervangende opvoeders informeert over de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind • je kennis, ervaring en inzichten over de opvoeding van het kind met de ouders/vervangende opvoeders deelt zodat: • de ouders/vervangende opvoeders op de hoogte zijn van de gang van zaken in de opvang en van de ontwikkeling van hun kind. • de ouders/vervangende opvoeders bij
E Samenwerken en overleggen
–– proactief informeren
opvoedingsvraagstukken profijt hebben van kennis en ervaring van de gespecialiseerd pedagogisch medewerker.
P Dit betekent dat: • je respect toont voor de verschillende achtergronden van kinderen (en ouders/vervangende opvoeders) • je in staat bent om vragen of problemen vanuit diverse gezichtpunten te bekijken
U Omgaan met
verandering en aanpassen
–– met diversiteit (tussen mensen) omgaan
zodat: • de eigenheid van het kind (en ouders/vervangende opvoeders) gerespecteerd wordt.
15
METHODISCH BEGELEIDEN BIJ ONTWIKKELING EN OPVOEDING
voldoende goed
onvoldoende
Bewijsstukken Kwalificerend
A.
De ingevulde beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.
Specifieke bewijsstukken:
Werkprocessen Competenties
1.1 1.3
H - N - R C
B. De persoonsbeschrijving van twee kinderen/jongeren.
1.1
N
C. Twee observatieverslagen.
D. Plan van aanpak van twee kinderen met daarbij:
1.3 2.1 1.3 2.1
C - E - J - M E - U C - E - J - M E - U
–– de agenda en het verslag van het gesprek met de ouders/vervangende opvoeders. –– de feedback van je collega met betrekking tot het plan van aanpak en het gesprek. E. Feedback van een collega en een ouder over jouw begeleiding van een kind bij het reguleren van zijn/haar gedrag.
2.1
B - C - D
Aanvullende of vervangende bewijsstukken:
Werkprocessen Competenties
Cesuur In deze beroepsprestatie zijn de competenties binnen de werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau aangetoond. ja nee
16 GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 KINDEROPVANG - PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG - Fase 2
Onderbouwing van de beoordeling met voorbeelden die in verband staan met de prestatie-indicatoren
Indien de student competenties binnen een werkproces onvoldoende heeft aangetoond, geef dan op het niveau van de prestatie-indicator aan wat de oorzaak daarvan is.
De beoordelaars van de beroepsprestatie 2.4 Methodisch begeleiden bij ontwikkeling en opvoeding (2012-gpm-4-ko-bp2.4) zijn:
Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)
Naam beoordelaar
Functie beoordelaar
Handtekening
Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)
Naam beoordelaar
Functie beoordelaar
Handtekening
Naam student
Handtekening
17
METHODISCH BEGELEIDEN BIJ ONTWIKKELING EN OPVOEDING
Beoordelingslijst
beroepsprestatie 2.4 Methodisch begeleiden bij ontwikkeling en opvoeding (2012-pm-4-jz-bp2.4)
Naam student:
Opleiding: Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg
Fase:
Cohort:
Datum:
voldoende goed
Prestatie-indicatoren
onvoldoende
Competenties
Kwalificerend
- componenten
Werkproces 1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind/de jongere
P Dit betekent dat: • je verschillende bronnen gebruikt om informatie over het kind/de jongere te verzamelen zodat: • je een zo volledig mogelijk beeld hebt van de situatie en de wensen van het kind/de jongere.
N Onderzoeken
– informatie achterhalen
P Dit betekent dat: • je actief de wensen en verwachtingen van het kind/de
R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten
jongere en zijn ouders/vervangende opvoeders inventariseert
zodat: • jou duidelijk is hoe de organisatie, binnen de mogelijkheden van de dienstverlening, kan inspelen op de situatie en wensen van het kind/de jongere.
– behoeften en
verwachtingen achterhalen
Werkproces 1.3 Maakt een plan van aanpak
P Dit betekent dat: • je de inhoud van het plan van aanpak en de consequenties bespreekt met het kind/de jongere en ouders/vervangende opvoeders zodat: • zij weten wat ze kunnen verwachten als het plan van aanpak wordt uitgevoerd.
E Samenwerken en overleggen
– afstemmen
19
METHODISCH BEGELEIDEN BIJ ONTWIKKELING EN OPVOEDING
Prestatie-indicatoren
voldoende goed
Competenties
Kwalificerend
onvoldoende
- componenten
P Dit betekent dat: • je een nauwkeurig en volledig plan van aanpak opstelt
J Formuleren en rapporteren
zodat: • je het kind/de jongere en de ouders precies laat weten welke aanpak gehanteerd wordt en welke ontwikkeling wordt nagestreefd.
–– nauwkeurig en volledig rapporteren
Werkproces 2.1 Biedt het kind/de jongere opvang
P Dit betekent dat: • je overwicht toont bij het handhaven van afspraken en regels zodat: • het voor het kind/de jongere en de groep duidelijk is welke grenzen er zijn en dat deze niet overschreden mogen worden. P Dit betekent dat: • je het kind/de jongere heldere, eerlijke en constructieve feedback geeft • je het kind/de jongere stimuleert om alternatieven uit te proberen
B Aansturen
–– uitoefenen van gezag
C Begeleiden
–– coachen
zodat: • het functioneren van het kind/de jongere wordt versterkt.
P Dit betekent dat: • je betrokkenheid toont bij het kind/de jongere en de ouders/ vervangende opvoeders • je actief luistert naar het kind/de jongere • je herkent wanneer het kind/de jongere het moeilijk heeft
D Aandacht en begrip tonen
–– interesse tonen –– luisteren –– anderen steunen
zodat: • je de nodige ondersteuning kunt bieden.
P Dit betekent dat: • je de ouders/vervangende opvoeders informeert over de gang van zaken in de opvang • je de ouders/vervangende opvoeders informeert over de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind/de jongere • je kennis, ervaring en inzichten over de opvoeding van het kind/de jongere met de ouders/vervangende opvoeders deelt zodat: • de ouders/vervangende opvoeders op de hoogte zijn van de gang van zaken in de opvang en van de ontwikkeling van hun kind • de ouders/vervangende opvoeders bij
E Samenwerken en overleggen
–– proactief informeren
opvoedingsvraagstukken profijt hebben van kennis en ervaring van de gespecialiseerd pedagogisch medewerker.
20
GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 KINDEROPVANG - PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG - Fase 2
onvoldoende
Prestatie-indicatoren
voldoende goed
Competenties
Kwalificerend
- componenten
T Dit betekent dat:
K Vakdeskundigheid toepassen
• je agressie herkent bij het kind/de jongere • je een inschatting kunt maken van de risico’s
zodat: • je tijdig actie onderneemt om te voorkomen dat de situatie escaleert • je zo nodig fysieke kracht toont, zodat je adequaat op agressie reageert. T Dit betekent dat: • je respect toont voor de verschillende achtergronden van kinderen/jongeren (en ouders/vervangende opvoeders) • je in staat bent om vragen of problemen vanuit diverse gezichtpunten te bekijken zodat: • je aantoont dat je de eigenheid van het kind/de jongere (en ouders/vervangende opvoeders) respecteert.
–– vakspecifieke mentale vermogens aanwenden –– vakspecifieke fysieke kwaliteiten tonen
U Omgaan met
verandering en aanpassen
–– met diversiteit (tussen mensen) omgaan
Bewijsstukken Kwalificerend
A.
De ingevulde beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.
Specifieke bewijsstukken:
Werkprocessen Competenties
1.1
N - R
B. De persoonsbeschrijving van twee kinderen/jongeren.
1.1
N
C. Twee observatieverslagen.
D. Plan van aanpak van twee kinderen met daarbij:
1.3 2.1 1.3 2.1
E - J E - U E - J E - U
–– de agenda en het verslag van het gesprek met de ouders/vervangende opvoeders. –– de feedback van je collega met betrekking tot het plan van aanpak en het gesprek. E. Feedback van een collega en zo mogelijk een kind/ jongere over jouw begeleiding bij het onderkennen en reguleren van de agressie van dit kind/deze jongere.
2.1
B - C - D - K
Aanvullende of vervangende bewijsstukken:
Werkprocessen Competenties
Cesuur In deze beroepsprestatie zijn de competenties binnen de werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau aangetoond. ja nee
21
METHODISCH BEGELEIDEN BIJ ONTWIKKELING EN OPVOEDING
Onderbouwing van de beoordeling met voorbeelden die in verband staan met de prestatie-indicatoren
Indien de student competenties binnen een werkproces onvoldoende heeft aangetoond, geef dan op het niveau van de prestatie-indicator aan wat de oorzaak daarvan is.
De beoordelaars van de beroepsprestatie 2.4 Methodisch begeleiden bij ontwikkeling en opvoeding (2012-pm-4-jz-bp2.4) zijn:
Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)
Naam beoordelaar
Functie beoordelaar
Handtekening
Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)
Naam beoordelaar
Functie beoordelaar
Handtekening
Naam student
Handtekening
GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 KINDEROPVANG - PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG - Fase 2 22
23
METHODISCH BEGELEIDEN BIJ ONTWIKKELING EN OPVOEDING
Verpleegkundige Kompas
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Zorghulp Niveau 1
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Helpende Zorg & Welzijn Niveau 2
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Verzorgende Niveau 3
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Verpleegkundige Niveau 4
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Medewerker maatschappelijke zorg Niveau 3
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg Niveau 4
Persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen Niveau 4
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Pedagogisch medewerker kinderopvang Niveau 3
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Overzicht beroepsprestaties Zorg en Welzijn - 2012 Verpleegkundige Kompas Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1 Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Kompas Competentiewijzer 1.1 Ondersteunen bij persoonlijke verzorging en ADL 1.2 Onderhoud van spel- en spelmateriaal en ruimte (voor GPM-4-KO) 1.2 Onderhoud van de ruimte (voor PM-4-JZ) 1.3 O dersteunen bij ontwikkelingsgerichte activiteiten 1.4 Signaleren en in kaart brengen van de hulpvraag 1.5 Ondersteunen en begeleiden bij persoonlijke verzorging en ADL Fase 2 2.1 Het versterken van je vakdeskundigheid 2.2 Coördinerende taken uitvoeren (voor GPM-4-KO) 2.2 Verbeteren van de leefsituatie van het kind/de jongere (voor PM-4-JZ) 2.3 Zorgen voor een veilige, hygiënische en uitdagende leefomgeving 2.4 Methodisch begeleiden bij ontwikkeling en opvoeding 2.5 Begeleiden bij ontwikkelingsgerichte activiteiten Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek Fase 3 3.1 Begeleiden bij een specifie e zorg- en/of begeleidingsvraag 3.2 Regie voeren (voor GPM-4-KO) 3.2 Begeleiden bij het optimaliseren van de leefistuatie (voor PM-4-JZ) 3.3 Zorgen voor kwaliteit 3.4 Professionaliseren 3.5 De leiding nemen (voor GPM-4-KO) Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer
Gespecialiseerd pedagogisch medewerker KO - Niveau 4
Pedagogisch medewerker JZ - Niveau 4
Verpleegkundige Kompas
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Onderwijsassistent Niveau 4
Verpleegkundige Kompas
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Sociaal cultureel werker Niveau 4
Verpleegkundige Kompas
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Sociaal-maatschappelijk dienstverlener Niveau 4
Een uitgave van:
Artikelnummer: CZW20120136
Made with FlippingBook