CZW20120207
CZW20120207
Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen Niveau 4
Proeve 2
Proeve 2 (2012-pbgz-pbsd-pr2)
Opleiding:
Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg - Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen
Niveau
4
Artikelnummer CZW20120207
Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg & Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg
Directie en managementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg
I. Rabelink M. Wouters
Ontwikkelteamleider J. Oost
Ontwikkelaar van deze fase F. van Schilt
Redactie A. Brink M. Brok
Ontwerp H. Witjes (Studio Blanche)
DTP Stichting Consortium Beroepsonderwijs/studio Blanche Juni 2013
Foto’s Stichting Consortium Beroepsonderwijs
Ondanks alle inspanningen is het mogelijk dat Stichting Consortium Beroepsonderwijs niet alle copyrights van de in de uitgave opgenomen illustraties heeft geregeld. Degene die meent alsnog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen met Stichting Consortium Beroepsonderwijs.
© 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe- stand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen of enige andere manier, zonder toestemming van Stichting Consortium Beroepsonderwijs.
Inhoud
Proeve 2 . ........................................................................4
Werkprocessen met de bijbehorende competenties .................5
Typering . ........................................................................6
De opdracht .....................................................................8
Het resultaat. ................................................................. 10
Beoordelingslijst............................................................. 11
Daar waar de zij-vorm staat, wordt ook de hij-vorm bedoeld of omgekeerd. Waar cliënt staat, kan ook worden gelezen: zorgvrager, bewoner, gehandicapte, kind. Daar waar ondersteuningsplan staat, kan ook gelezen worden: plan van aanpak, werkplan, begeleidingsplan, plan van hulpverlening, zorgplan.
Proeve 2
Werkprocessen met de competenties van deze proeve
Nummer en titel van het werkproces
Competenties bij het werkproces
1.1
D
Inventariseert de hulpvragen van de cliënt
Aandacht en begrip tonen
N
Onderzoeken
1.2
E
Schrijft een plan van aanpak
Samenwerken en overleggen
J
Formuleren en rapporteren
M
Analyseren
1.3
J
Specificeert het plan van aanpak tot een activiteitenplan
Formuleren en rapporteren
K
Vakdeskundigheid toepassen
Q
Plannen en organiseren
R
Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten
2.3
C
Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding
Begeleiden
D
Aandacht en begrip tonen
L
Materialen en middelen inzetten
Q
Plannen en organiseren
2.4
C
Begeleidt een groep cliënten op sociaal- maatschappelijk gebied
Begeleiden
E
Samenwerken en overleggen
L
Materialen en middelen inzetten
Q
Plannen en organiseren
U
Omgaan met verandering en aanpassen
2.5
Ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over het eigen leven B
Aansturen
H
Overtuigen en beïnvloeden
K
Vakdeskundigheid toepassen
2.6
C
Ondersteunt het sociale systeem
Begeleiden
K
Vakdeskundigheid toepassen
U
Omgaan met verandering en aanpassen
3.1
K
Werkt aan deskundigheidbevordering en professionalisering van het beroep
Vakdeskundigheid toepassen
3.2
T
Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
Instructies en procedures opvolgen
5
PROEVE 2
Nummer en titel van het werkproces
Competenties bij het werkproces
3.3
E
Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen
Samenwerken en overleggen
Q
Plannen en organiseren
3.4
B
Voert coördinerende taken uit
Aansturen (alleen voor pbsd)
E
Samenwerken en overleggen
Q
Plannen en organiseren
3.5
J
Voert beheertaken uit (alleen voor pbgz)
Formuleren en rapporteren
L
Materialen en middelen inzetten
Y
Bedrijfsmatig handelen
3.6
D
Evalueert de geboden ondersteuning
Aandacht en begrip tonen
J
Formuleren en rapporteren
M
Analyseren
Typering Marcel is 20 jaar, heeft een licht verstandelijke beperking en verblijft in een instelling voor beschermd wonen. Herhaaldelijk geeft hij bij Dieuwertje, zijn persoonlijk begeleider, aan dat hij (eventueel begeleid) zelfstandig wil wonen. Eindelijk is het dan zover; Marcel evalueert zijn begeleidingsplan en samen met Dieuwertje stellen zij als lange-termijn-doel dat hij over een jaar (begeleid) zelfstandig gaat wonen. Samen met Dieuwertje maakt hij een plan om met een aantal werkdoelen aan de slag te gaan zoals omgaan met financiën, huishouden, sociaal netwerk enz. Dieuwertje neemt de noodzakelijke contacten op met de gedragsdeskundige en de wettelijk vertegenwoordiger van Marcel. Iedereen is enthousiast en Marcel weet wat hem te doen staat. Kim loopt stage in ‘Het Buurthuis’, dit is een activiteitencentrum binnen een GGZ-instelling. Hier komen cliënten voor hun ontspanning. In principe weten de medewerkers van Het Buurthuis niets over de achtergronden van de cliënten die daar komen. Toch herkent Kim kenmerken van bepaalde ziektebeelden. Door zich daarin te verdiepen weet zij welke activiteiten zij aan kan bieden en hoe zij individuele cliënten moet benaderen.
PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG -PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN 6
De persoonlijk begeleider van cliënten is als contactpersoon ‘de spin in het web’. Hij stelt samen met de cliënt de hulpvragen en doelen vast. Hij schrijft het begeleidingsplan en maakt op basis van dit begeleidingsplan een actieplan. Regelmatig evalueert hij de begeleiding en de voortgang van de cliënt. Hij bekijkt of doelen haalbaar zijn of bijgesteld dienen te worden. Hij onderhoudt contacten met iedereen die met de cliënt te maken heeft. Hij draagt er zorg voor dat het begeleidings- en actieplan worden uitgevoerd. Dit alles binnen de richtlijnen en protocollen vanuit wetgeving en de instelling. Daarnaast verdiept hij zich in nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de begeleiding en in de ziektebeelden van de aan hem toevertrouwde cliënten. Oriënteren en Plannen Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de proeve. Bekijk de resultaten en de beoordelingslijst. Wanneer bepaalde bewijsstukken niet haalbaar zijn, zoek dan naar vervangende bewijsstukken. Soms is het nodig dat je een aanvullend bewijsstuk inlevert. Bespreek je keuze voor de bewijsstukken met je begeleider. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.
GO / NO GO
Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.
De moeilijkheidsgraad van de opdracht staat in de tabel hieronder aangegeven.
De mate van complexiteit van de beroepssituatie
De mate van zelfsturing
De mate van verantwoordelijkheid voor
gesloten context
geleid
uitvoering van eigen takenpakket jouw samenwerking met collega’s de hele zorg- en begeleidingscyclus aansturing van collega’s op hetzelfde of lager niveau
open context
begeleid
complexe context
zelfstandig
7
PROEVE 2
De opdracht
A. De totale opdracht De totale opdracht voer je uit in de beroepspraktijk. Je competenties op het gebied van inventariseren van de hulpvraag, het schrijven van een plan van aanpak en deze specificeren tot een activiteitenplan, ondersteunen bij dagbesteding, cliënten begeleiden op sociaal en maatschappelijk gebied, het ondersteunen van de cliënt bij het voeren van de regie over het eigen leven, alsmede werken aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep, bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg, het afstemmen van werkzaamheden, het uitvoeren van coördinerende en van beheertaken en evalueren van geboden ondersteuning worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze proeve. Maak hierover afspraken met je beoordelaars. B. Het op- of bijstellen van het begeleidingsplan Kies, in overleg met je begeleider, een cliënt uit van wie een nieuw begeleidingsplan wordt geschreven of waarbij sterke veranderingen op komst zijn. Je verdiept je gericht in hoe deze cliënt zijn autonomie kan vergroten of verbeteren. Stel samen met de cliënt en zijn sociaal systeem, de huidige beginsituatie vast en formuleer hulpvragen. Ga na waaraan het sociale systeem een bijdrage kan of wil leveren en waar jij als persoonlijk begeleider in kunt ondersteunen. Op basis van de verkregen informatie stel je doelen vast op lange en korte termijn. Presenteer dit in je team. C. Meerdere activiteiten plannen Stel een activiteitenprogramma op met individuele en groepsgerichte activiteiten waarbij de doelen uit het begeleidingsplan te bereiken zijn. Werk een groepsgerichte en individuele activiteit uit volgens de richtlijnen van de organisatie. Maak hierbij een werkverdeling voor je collega’s en stem deze met hen af. Ter voorbereiding hierop verdiep je jezelf in procedures en protocollen die hierop van Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten.
toepassing zijn en je gebruikt deze aantoonbaar als argumentatie. Coördineer de uitvoering van het hele activiteitenprogramma.
PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG -PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN 8
D. Activiteiten voorbereiden en uitvoeren Je organiseert en begeleidt minimaal een individuele en een groepsactiviteit voor de cliënt uit jouw begeleidingsplan. De activiteiten richten zich op wonen, werken en/of dagbesteding. Het uitgewerkte activiteitenprogramma is hierbij richtinggevend.
Maak vooraf een begroting van je activiteiten en betrek hierbij de financiële regelingen in je instelling. Verantwoord achteraf schriftelijk je begroting. (alleen voor pbgz)
E. De uitkomsten presenteren Evalueer je begeleidingsplan en activiteiten. Bekijk hierbij of de doelen van de cliënt zijn bereikt en/of bijgesteld dienen te worden. Betrek hierbij ook je eigen manier van begeleiden. Verwerk dit in een verslag en onderbouw je bevindingen met de nieuwste ontwikkelingen
vanuit het sociaal agogisch werk. Presenteer de uitkomst aan je team.
Als je kiest voor een vervangende of aanvullende opdracht, let er dan op dat deze voldoet aan de beoordelingslijst van deze proeve.
9
PROEVE 2
Het resultaat A.
De afgetekende beoordelingslijst van deze proeve.
Specifieke bewijsstukken B.
Het bijgestelde begeleidingsplan. WP 1.1: D, N. WP 1.2: E, J, M. WP 2.5: B, H, K. WP 2.6: C, K, U. WP 3.3: E, Q. C. Het activiteitenprogramma. WP 1.3: J, K, Q, R. WP 3.1: K. WP 3.4: B (alleen voor pbsd) , E, Q. D. Minimaal één werkplan voor de activiteit en een bewijs van de uitvoering. WP 2.3: C, D, L, Q. WP 2.4: C, E, L, Q, U. WP 3.5: J, L, Y. (alleen pbgz) E. Het evaluatieverslag en een bewijs van de presentatie. WP 3.2: T. WP 3.3: E, Q. WP 3.6: D, J, M.
Vervangende of aanvullende bewijsstukken – – – –
Neem de bewijsstukken op in je portfolio.
PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG -PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN 10
Beoordelingslijst
Proeve 2 (2012-pbgz-pbsd-pr2)
Naam student:
Datum:
Opleiding: Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen
Cohort:
Fase:
voldoende goed
Prestatie-indicatoren
onvoldoende
Competenties
Kwalificerend
- componenten
Werkproces 1.1 Inventariseert de hulpvragen van de cliënt
P Dit betekent dat: • je belangstelling voor en betrokkenheid bij de cliënt toont • je actief luistert • je doorvraagt bij de cliënt
D Aandacht en begrip tonen
– interesse tonen – luisteren
zodat: • de cliënt je de benodigde informatie geeft • de cliënten zich begrepen voelen.
P Dit betekent dat: • je verschillende bronnen gebruikt om informatie te verzamelen
N Onderzoeken
– informatie achterhalen
zodat: • je een volledig beeld hebt van de situatie en de wensen van de cliënt.
Werkproces 1.2 Schrijft een plan van aanpak
T Dit betekent dat: • je de mening vraagt van collega’s (ook van andere
E Samenwerken en overleggen
disciplines) over de bijstelling van het ondersteuningsplan
zodat: • het door jou bijgestelde ondersteuningsplan voldoet aan de professionele eisen.
– anderen raadplegen en betrekken – afstemmen
11
PROEVE 2
Prestatie-indicatoren
voldoende goed
Competenties
Kwalificerend
onvoldoende
- componenten
P Dit betekent dat:
J Formuleren en rapporteren
• je de benodigde gegevens verwerkt • je hoofd- en bijzaken onderscheidt
zodat: • het door jou bijgestelde ondersteuningsplan voor de cliënt en voor de professionals begrijpelijk en richtinggevend is voor de begeleiding van de cliënt.
–– vlot en bondig formuleren –– structuur aanbrengen
T Dit betekent dat:
M Analyseren
• je beschikbare gegevens analyseert • je relaties legt tussen de gegevens • je gegevens combineert uit verschillende bronnen
–– informatie uiteenrafelen –– conclusies trekken
zodat: • het een duidelijk, realistisch en werkbaar door jou bijgesteld ondersteuningsplan oplevert.
Werkproces 1.3 Specificeert het plan van aanpak tot een activiteitenplan
P Dit betekent dat:
J Formuleren en rapporteren
• je de benodigde gegevens verwerkt • je hoofd- en bijzaken onderscheidt
zodat: • het door jou bijgestelde ondersteuningsplan voor de cliënt en voor de professionals begrijpelijk en richtinggevend is voor de begeleiding van de cliënt. T Dit betekent dat: • je een keuze kan maken voor bepaalde activiteiten en begeleidingsvormen • je hierbij gebruik maakt van je kennis van activiteitenbegeleiding zodat: • je activiteitenplan bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen uit het bijgestelde ondersteuningsplan.
–– vlot en bondig formuleren –– structuur aanbrengen
K Vakdeskundigheid toepassen
–– vakspecifieke mentale vermogens aanwenden
T Dit betekent dat:
Q Plannen en organiseren
• je duidelijke en heldere doelen stelt • je prioriteiten stelt • je activiteiten plant in de tijd
–– doelen en prioriteiten stellen –– activiteiten plannen
zodat: • je activiteitenplan uitvoerbaar is en aansluit bij de mogelijkheden van de cliënt en de organisatie. P Dit betekent dat: • je samen met de cliënt (als dit mogelijk is) wensen en mogelijkheden vertaalt in concrete activiteiten zodat: • je activiteitenplan aansluit bij de leeftijd, achtergrond en ontwikkelingsfase van de cliënt en de cliënt zich kan vinden in de geboden ondersteuning.
R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten
–– aansluiten bij behoeften en verwachtingen
12
PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG -PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN
onvoldoende
Prestatie-indicatoren
voldoende goed
Competenties
Kwalificerend
- componenten
Werkproces 2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding
T Dit betekent dat: • je activiteiten creëert waarbij de cliënt uitdagingen aangaat die gericht zijn op zijn ontwikkeling • je activiteiten creëert waardoor de cliënt kan oefenen met ander gedrag • je de sociale ontwikkeling van de cliënt stimuleert, doordat je regelmatig constructieve feedback geeft over het functioneren van de cliënt • je de cliënt motiveert om moeilijkheden te overwinnen zodat: • de cliënt leert omgaan met anderen • de cliënt leert omgaan met (gedrags)regels en normen en waarden • de zelfredzaamheid van de cliënt bevorderd wordt of dat deze behouden blijft. • je inzicht hebt in de gevoelens van de cliënt • je de cliënt bij werk, scholing en vrije tijd door moeilijke of lastige periodes helpt zodat: • de cliënt groeit in zijn sociale ontwikkeling • de cliënt gemotiveerd blijft om te werken aan zijn ontwikkeling of zijn beperkingen accepteert. R Dit betekent dat: • je voor de activiteiten de juiste materialen en middelen kiest • je zorgvuldig en netjes met materialen en middelen omgaat • je ervoor zorgt dat materialen en middelen onderhouden zijn zodat: • de doelstellingen van de dagbesteding gehaald kunnen worden • de activiteiten die je aanbiedt veilig en efficiënt verlopen. P Dit betekent dat: • je activiteiten plant en regelt op het gebied van werk, scholing en vrije tijd • je de acties die de cliënt neemt op het gebied van werk, scholing en vrije tijd plant en regelt • je zorgt dat de benodigde middelen en menskracht beschikbaar zijn zodat: • de activiteiten volgens planning en afspraken uitgevoerd kunnen worden. P Dit betekent dat:
C Begeleiden
–– coachen –– motiveren –– anderen ontwikkelen
D Aandacht en begrip tonen
–– inleven in andermans gevoelens –– anderen steunen
L Materialen en
middelen inzetten
–– materialen en middelen doelmatig gebruiken –– geschikte materialen en middelen kiezen –– goed zorgdragen voor materialen en middelen
Q Plannen en organiseren
–– activiteiten plannen –– mensen en middelen organiseren –– voortgang bewaken
13
PROEVE 2
Prestatie-indicatoren
voldoende goed
Competenties
Kwalificerend
onvoldoende
- componenten
Werkproces 2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaal maatschappelijk gebied
T Dit betekent dat: • je kansen en mogelijkheden schept voor cliënten om zich te ontwikkelen
C Begeleiden
• je cliënten motiveert om doelen te bereiken • je feedback geeft op het gedrag van cliënten
–– motiveren –– anderen ontwikkelen
zodat: • door jouw acties de cliënten met een positieve instelling de activiteiten uitvoeren • je de cliënten in hun ontwikkeling stimuleert.
T Dit betekent dat:
E Samenwerken en overleggen
• je overlegt tijdens activiteiten over je aanpak • je tijdig hulp inschakelt bij knelpunten of onvoorziene voorvallen zodat: • je de kwaliteit en de continuïteit van je begeleiding handhaaft.
–– anderen raadplegen en betrekken
R Dit betekent dat: • je de juiste materialen en middelen voor de activiteiten kiest • je zorgvuldig en netjes met materialen en middelen omgaat • je ervoor zorgt dat materialen en middelen onderhouden zijn
L Materialen en
middelen inzetten
–– materialen en middelen doelmatig gebruiken –– geschikte materialen en middelen kiezen –– goed zorgdragen voor materialen en middelen
zodat: • je activiteiten veilig en efficiënt verlopen.
T Dit betekent dat: • je ruim van tevoren de activiteiten regelt en plant • je de benodigde tijd inschat voor de activiteiten zodat: • door jouw toedoen de activiteiten daadwerkelijk uitgevoerd kunnen worden. P Dit betekent dat: • jij je handelen snel en flexibel aanpast bij agressie, lastige en/of crisissituaties • je, indien nodig, interventies toepast
Q Plannen en organiseren
–– activiteiten plannen –– tijd indelen –– voortgang bewaren
U Omgaan met
verandering en aanpassen
zodat: • cliënten leren van de situatie en/of gevaar • schade voorkomen wordt.
–– aanpassen aan veranderde omstandigheden
14
PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG -PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN
onvoldoende
Prestatie-indicatoren
voldoende goed
Competenties
Kwalificerend
- componenten
Werkproces 2.5 Ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over zijn/haar eigen leven
P Dit betekent dat: • je informatie en aanwijzingen geeft aan collega’s, deskundigen en mensen uit het sociale systeem • je (resultaat gerichte) afspraken maakt met collega’s, deskundigen en het sociale netwerk van de cliënt zodat: • de cliënt geholpen is een zo optimale regie te voeren over zijn leven, al dan niet met hulp van het sociale systeem. T Dit betekent dat: • je deskundig en actief een gesprek of discussie leidt • je actief invloed uitoefent op het verloop van een gesprek of discussie • je in staat bent verschillende benaderingen tot elkaar te brengen • je onderhandelingstechnieken kunt toepassen zodat: • je draagvlak en betrokkenheid creëert voor de manier waarop de regie gevoerd wordt over het leven van de cliënt. T Dit betekent dat: • je gesprekstechnieken en begeleidingstechnieken kunt toepassen • je relevante onderdelen van jouw expertise overdraagt aan betrokkenen • je de cliënt en andere betrokkenen stimuleert in actie te komen zodat: • de cliënt steeds meer de regie gaat voeren over zijn leven • betrokkenen de gewenste ondersteuning kunnen bieden. T Dit betekent dat: • je gericht advies geeft aan mensen uit het sociale netwerk van de cliënt over uitvoering en ondersteuning • je mensen uit het sociale netwerk mogelijkheden biedt een actieve rol te spelen in de ondersteuning van de cliënt zodat: • zij een rol kunnen en willen spelen in de ondersteuning van de cliënt. T Dit betekent dat: • je expertise met betrekking tot de aanpak en begeleiding van de cliënt overdraagt aan mensen uit het sociale netwerk van de cliënt • je kennis van het ziektebeeld van de cliënt overdraagt aan mensen uit het sociale netwerkwerk van de cliënt
B Aansturen
–– richting geven –– instructie en aanwijzingen geven
H Overtuigen en beïnvloeden
–– gesprekken richting geven –– onderhandelen –– overeenstemming nastreven
K Vakdeskundigheid toepassen
–– vakspecifiek mentale vermogens aanwenden –– expertise delen
Werkproces 2.6 Ondersteunt het sociale systeem
C Begeleiden
–– adviseren –– coachen
K Vakdeskundigheid toepassen
–– expertise delen
zodat: • mensen uit het sociale netwerk de cliënten kunnen begeleiden en ondersteunen.
15
PROEVE 2
Prestatie-indicatoren
voldoende goed
Competenties
Kwalificerend
onvoldoende
- componenten
P Dit betekent dat: • je je gedrag en omgangsvormen aanpast aan betrokkenen uit het sociale netwerk van de cliënt • je je communicatie aanpast aan de gesprekspartners • je rekening houdt met cultuurverschillen
U Omgaan met
verandering en aanpassen
–– met diversiteit (tussen
mensen) om kunnen gaan zodat: • er een samenwerkingsrelatie ontstaat tussen alle betrokkenen van het sociale netwerk van de cliënt. Werkproces 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep K Vakdeskundigheid toepassen T Dit betekent dat:
• je je vakkennis en vaardigheden bijhoudt • je je eigen vakkennis en expertise overdraagt aan collega’s en andere deskundigen • je samen met je leidinggevende een persoonlijk ontwikkelingsplan opstelt • je je persoonlijke ontwikkelingsplan uitvoert • je feedback geeft en ontvangt en deze gebruikt om van te leren • je deelneemt aan inhoudelijke en beroepsmatige discussies zodat: • je werkt aan je professionele ontwikkeling en je een bijdrage levert aan de professionalisering van je beroep.
–– expertise delen
Werkproces 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
T Dit betekent dat:
T Instructies en
procedures opvolgen
• je je deskundigheid doelbewust inzet • je je houdt aan voorgeschreven procedures rondom verbetering van de kwaliteit • je tijdig knelpunten signaleert en rapporteert zodat: • je de kwaliteit van de werkzaamheden in de maatschappelijke zorg kunt verbeteren.
–– werken overeenkomstig de wettelijke richtlijnen –– werken conform voorgeschreven procedures
Werkproces 3.3 Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen
T Dit betekent dat:
E Samenwerken en overleggen
• je de mening vraagt van collega’s (eventueel multidisciplinair)
• je overleg voert met collega’s (eventueel multidisciplinair) • je in het multidisciplinaire team relevante informatie over de cliënt inbrengt • je een positieve opstelling inneemt in het team. • je weet welke consequenties er verbonden zijn aan je eigen acties zodat: • er een soepele samenwerking is in het (multidisciplinaire) team • de dienstverlening van het (multidisciplinaire) team eenduidig is.
–– afstemmen –– anderen raadplegen en betrekken
16
PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG -PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN
onvoldoende
Prestatie-indicatoren
voldoende goed
Competenties
Kwalificerend
- componenten
T Dit betekent dat:
Q Plannen en organiseren
• je duidelijke en haalbare doelen kunt stellen • je mogelijke knelpunten kunt aangeven • je duidelijkheid kunt geven over je werkzaamheden aan je collega’s
–– doelen en prioriteiten stellen
zodat: • de continuïteit van begeleiding en zorg gewaarborgd is.
Werkproces 3.4 Voert coördinerende taken uit
P Dit betekent dat: • je afspraken maakt over wat er moet gebeuren en wanneer • je zorgdraagt voor duidelijke informatie/instructies • je aangeeft wat je van andere medewerkers en deskundigen verwacht en erop toeziet dat dat gebeurt zodat: • door jouw aansturing de ondersteuning organisatorisch goed verloopt en voldoet aan de wettelijke eisen. T Dit betekent dat: • je waardering toont voor de ideeën en bijdragen van collega’s in het team • je kennis en ervaringen deelt • je zaken in het functioneren van medewerkers bespreekbaar maakt, door feedback te geven zodat: • jij eraan bijdraagt dat de kwaliteit van de dienstverlening door de medewerkers optimaliseert. T Dit betekent dat: • je de beschikbaarheid van essentiële middelen garandeert • je duidelijke afspraken maakt met andere medewerkers en eventuele deskundigen van andere disciplines • je de voortgang bewaakt zodat: • door jouw coördinatie de ondersteuning organisatorisch goed verloopt en voldoet aan de wettelijke eisen.
B Aansturen
(alleen voor pbsd)
–– instructies en aanwijzingen geven –– richting geven
E Samenwerken en overleggen
–– proactief informeren –– openhartig en oprecht communiceren –– bijdrage van anderen waarderen
Q Plannen en organiseren
–– doelen en prioriteiten stellen –– mensen en middelen organiseren –– voortgang bewaken
Werkproces 3.5 Voert beheertaken uit (alleen voor pbgz)
P Dit betekent dat: • je alle (financiële) gegevens die je nodig hebt correct verwerkt • je hoofd- en bijzaken weet te scheiden
J Formuleren en rapporteren
–– vlot en bondig formuleren
zodat: • je een kernachtige en volledige rapportage kunt schrijven.
17
PROEVE 2
Prestatie-indicatoren
voldoende goed
Competenties
Kwalificerend
onvoldoende
- componenten
R Dit betekent dat: • je ervoor zorgt dat de juiste gereedschappen, materialen en apparatuur aanwezig zijn voor de uitvoering van de activiteit • je netjes omgaat met de gereedschappen, materialen en apparatuur • je de gereedschappen, materialen en apparatuur juist onderhoudt en schoonmaakt zodat mede door jouw handelen: • de doelstellingen van de activiteit gehaald kunnen worden • de activiteit veilig en efficiënt verloopt.
L Materialen en
middelen inzetten
–– geschikte materialen en middelen doeltreffend gebruiken –– goed zorgdragen voor materialen en middelen
T Dit betekent dat:
Y Bedrijfsmatig handelen
• je zorgdraagt voor een financiële registratie en verantwoording van je activiteiten • je regelmatig een afweging maakt tussen kosten en baten
–– financieel bewustzijn tonen –– kostenbewust handelen
zodat: • je bijdraagt aan een financieel gezonde situatie.
Werkproces 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning
P Dit betekent dat: • je signaleert of de cliënt en/of betrokkene tevreden zijn over de geboden zorg en begeleiding
D Aandacht en begrip tonen
zodat: • je deze informatie in kunt brengen tijdens de evaluatie.
–– luisteren
P Dit betekent dat: • je alle informatie/gegevens kunt verwerken in de daarvoor bestemde computerprogramma’s • je hoofd- en bijzaken kunt onderscheiden • je Nederlandse taalgebruik voldoet aan de gestelde eisen zodat: • je een volledig, kernachtig en leesbaar evaluatieverslag schrijft. T Dit betekent dat: • je in staat bent uit alle verzamelde gegevens de belangrijkste conclusies te trekken • je conclusies trekt of de geboden zorg en begeleiding voldoen
J Formuleren en rapporteren
–– vlot en bondig formuleren
M Analyseren
–– informatie uiteenrafelen –– conclusies trekken –– oplossingen voor problemen bedenken
• je vaststelt of er voldoende vooruitgang geboekt is • je met haalbare oplossingen komt als dit nodig is
zodat: • je, als dit nodig is, de zorg, opvang en/of begeleiding in (overleg) bijstelt.
18
PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG -PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN
onvoldoende
voldoende goed
Bewijsstukken Kwalificerend
A.
De afgetekende beoordelingslijst van deze proeve.
Specifieke bewijsstukken:
Werkprocessen Competenties
1.1 1.2 2.5 2.6 3.3 1.3 3.1 3.4
D - N E - J - M B - H - K C - K - U E - Q
B. Het bijgestelde begeleidingsplan.
J - K - Q - R K B (alleen voor pbsd) E - Q C - D - L - Q C - E - L - Q - U J - L - Y (alleen voor pbgz)
C. Het activiteitenprogramma.
2.3 2.4 3.5
D. Minimaal één werkplan voor de activiteit en een bewijs van de uitvoering.
3.2 3.3 3.6
T E - Q D - J - M
E. Het evaluatieverslag en een bewijs van de presentatie.
Aanvullende of vervangende bewijsstukken:
Werkprocessen Competenties
Cesuur In deze proeve zijn de competenties binnen de werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau aangetoond. ja nee
19
PROEVE 2
Onderbouwing van de beoordeling met voorbeelden die in verband staan met de prestatie-indicatoren
Indien de student competenties binnen een werkproces onvoldoende heeft aangetoond, geef dan op het niveau van de prestatie-indicator aan wat de oorzaak daarvan is.
De beoordelaars van de Proeve 2 (2012-pbgz-pbsd-pr2) zijn:
Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)
Naam beoordelaar
Functie beoordelaar
Handtekening
Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)
Naam beoordelaar
Functie beoordelaar
Handtekening
Naam student
Handtekening
PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG -PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN 20
Verpleegkundige Kompas
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Zorghulp Niveau 1
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Helpende Zorg & Welzijn Niveau 2
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Verzorgende Niveau 3
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Verpleegkundige Niveau 4
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Medewerker maatschappelijke zorg Niveau 3
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1 Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Kompas Competentiewijzer 1.1 Informatie verwerken 1.2 Ondersteunen in de leefomgeving 1.3 Ondersteunen bij activiteiten 1.4 Begeleiden bij basisbehoeften Fase 2 2.1 Omgaan met grensoverschrijdend gedrag 2.2 Begeleiden van een groep Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Fase 2 Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer
Persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg Niveau 4
Persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen Niveau 4
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Pedagogisch medewerker kinderopvang Niveau 3
Proeve Competentiewijzer
Overzicht beroepsprestaties Zorg en Welzijn - 2012 Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas
Verpleegkundige Kompas 2.3 Bevorderen van de leefomgeving 2.4 Geven van advies en voorlichting 2.5 Plannen en uitvoeren van verpleegtechnische va rdigheden (alleen voor PBGZ) Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek Fase 3 3.1 Bevorderen van dagbesteding 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer 1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1 Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas
Gespecialiseerd pedagogisch medewerker KO - Niveau 4
Pedagogisch medewerker JZ - Niveau 4
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk 3.2 Verdiepen in de doelgroep 3.3 Versterken van het netwerk 3.4 Coördineren van de begeleiding Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas
Onderwijsassistent Niveau 4
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Sociaal cultureel werker Niveau 4
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Sociaal-maatschappelijk dienstverlener Niveau 4
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Een uitgave van:
Artikelnummer: CZW20120207
Made with FlippingBook