CZW3OA0003
Onderwijsassistent | 2010 Examen 3.3 CZW3OA0003
Beroepsprestatie 3.3 Begeleiden van leergedrag
(2010-oa-bp3.3)
Onderwijsassistent | Niveau 4
Beroepsprestatie
3.3
Begeleiden van leergedrag (2010-oa-bp3.3)
Opleiding: Niveau Fase 4 3
Onderwijsassistent
Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van de Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg en Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg
Dagelijks bestuur en managementteam P. Foppen L. Fine
B. Huijberts M. Pelgrum A. Pijnenburg
Ontwikkelteamleider S. Borkus
Ontwikkelaars van deze fase P. Hermans S. Reijnders
Redactie A. Brink M. Brok
Ontwerp Henny Witjes (Studio Blanche)
Foto’s Stichting Consortium Beroepsonderwijs
Bestelnummer CZW3OA0003
0693147425
© 2011 Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg en Welzijn & AG
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vereenvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enigerlei wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg en Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg.
Inhoud
Beroepsprestatie 3.3 .........................................................4
Werkprocessen met de bijbehorende competenties .................5
Typering . ........................................................................5
De opdracht .....................................................................9
Het resultaat. ................................................................. 10
Beoordelingslijst............................................................. 11
Daar waar zij staat, wordt ook hij bedoeld. Daar waar leraar staat, kan ook worden gelezen leerkracht of docent. Voor kinderen, de leerlingen, de cursisten, de studenten, de deelnemers is gekozen voor de term leerling of leerlingen.
Beroepsprestatie 3.3
Begeleiden van leergedrag
Werkprocessen met de competenties van deze beroepsprestatie Nummer en titel van het werkproces
Competenties bij het werkproces
1.1
F
Observeert de werkwijze van leerlingen en
Ethisch en integer handelen
rapporteert bevindingen
J
Formuleren en rapporteren
K
Vakdeskundigheid toepassen
T
Instructies en procedures opvolgen
1.4
Begeleidt leerlingen/deelnemers bij de uitvoering C
Begeleiden
van programmaonderdelen
D
Aandacht en begrip tonen
F
Ethisch en integer handelen
K
Vakdeskundigheid toepassen
U
Omgaan met verandering en aanpassen
V
Met druk en tegenslag omgaan
Typering ‘Iedere leerling mag zichzelf zijn’ en ‘Ruimte geven aan de ontwikkeling van iedere leerling’, zijn veel gehoorde uitspraken in het onderwijs. Je hebt in je BPV ervaren dat dit tot op zekere hoogte ook zo is, mits … een leerling gedrag vertoont waar andere leerlingen last van hebben en waardoor hun ontwikkelingsproces belemmerd wordt. Op zo’n moment toon je als onderwijsassistent overwicht en speel je daar effectief op in. Wat vraagt een leerling door zijn afwijkende gedrag van jou? Hoe zorg je ervoor dat dit de sfeer in de klas niet aantast? Het is jouw taak om het leergedrag zo te beïnvloeden dat leerlingen in harmonie met en van elkaar leren en een positief beeld van hun mogelijkheden hebben. Dit vraagt gerichte inzet van jouw competenties in de begeleiding van individuele leerlingen en van de groep. Soms wekt een leerling door zijn gedrag ook irritatie bij jou op. Hoe ga je daar professioneel mee om? Hoe voorkom je dat een leerling weerstand bij je merkt en er gebruik van maakt door je bijvoorbeeld uit de tent te lokken? Het is belangrijk om te begeleiden zonder onderscheid te maken, veiligheid en structuur te bieden door het stellen van pedagogische grenzen, helder en duidelijk te communiceren en uit te spreken wat je waarneemt en wat je verwacht. Dat is allemaal gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar het voorkomt dat afwijkend gedrag bij de ene leerling toeneemt en daardoor de andere leerlingen negatief beïnvloedt.
5
BEGELEIDEN VAN LEERGEDRAG
Voorbeeld (S)BO Janneke is als onderwijsassistente begonnen in groep 6 bij juf Maike. Na een paar weken bespreekt ze met Maike welke leerlingen haar opvallen. Jeroen is er daar één van. Juf Maike maakt zich ook zorgen over Jeroen en geeft aan dat hij al vanaf de kleutergroep moeilijk gedrag vertoont. In groep 4 is Jeroen onderzocht en is er ADHD geconstateerd door de GZ- psycholoog. Ze pakken de zorgmap erbij en samen bekijken ze wat er allemaal al is gedaan met Jeroen. Elk jaar zijn er handelingsplannen opgesteld om Jeroen zo goed mogelijk te helpen. Er is ook een aanvraag gedaan voor een rugzakje en deze is, na een lange procedure, toegekend. De school heeft dus extra geld om Jeroen te ondersteunen. “Dat is ook de reden waarom we een onderwijsassistent aan kunnen stellen,” zegt Maike. Janneke: “Ik ben blij met mijn baan hier op school. Ik wil me graag meer verdiepen in het observeren en begeleiden. Jeroen heeft dit wel nodig, lijkt me. Zo help ik Jeroen verder en leer ik er ook weer wat bij.“ Maike vindt het een goed idee dat Jeroen extra begeleiding krijgt. Ze spreken af dat Janneke een niet-participerende, kwalitatieve en kwantitatieve observatie doet om zodoende meer inzicht te krijgen in het gedrag van Jeroen. Op school is een protocol voor het observeren van afwijkend gedrag en Janneke bekijkt dit eerst goed voordat ze met de observatie begint. Juf Maike geeft uitleg over de verhoudingstabel. De hele klas doet mee met de instructie. Jeroen wipt op en neer in zijn stoel, kijkt eens om, staat op en loopt naar de kast achter in de klas, doet hem open en weer dicht, draait zich om en loopt weer naar zijn plaats. Juf Maike kijkt hem met een schuin oog aan, maar zegt niets. Als de instructie klaar is, krijgen alle kinderen een werkblad om zelf te oefenen. “Je maakt de voorkant zelf en als je klaar bent, kijk je samen met je klasgenoot naast je of jullie dezelfde antwoorden hebben.” Jeroen wipt op zijn stoel en kijkt naar zijn blad. Dan kijkt hij weer op en kijkt de hele klas door. Jeroen ziet dat alle kinderen aan het werk zijn. Hij kucht eens, geen reactie. Dan roept hij: “WOW, ik wist niet dat dit zo makkelijk was”, en krabbelt wat op zijn blad. Andere kinderen kijken naar Jeroen. Sommige kinderen zuchten en fluisteren tegen elkaar. Jeroen roept de antwoorden hard door de klas. Marieke roept: “Jeroeeeen! Stop daar nou eens mee!” Juf Maike loopt naar Jeroen en gaat bij hem zitten. Samen maken ze de sommen en het valt Janneke op dat Jeroen door de aandacht van de juf rustiger wordt. Hij wiebelt niet meer op zijn stoel en is geconcentreerd aan het werk. Naderhand bespreekt ze haar observaties met Maike en samen stellen ze een plan op om Jeroen te begeleiden. “Ik ga bij het zelfstandig werken de eerste 10 minuten bij Jeroen zitten om met hem de opdracht door te nemen. Ik spreek met hem een tijd af dat ik weer bij hem terugkom en zet dit vast op de kleurenklok. Ik help hem op weg tot de kleurenklok aangeeft dat de tijd om is, daarna evalueer ik met hem hoe het ging. Hij kleurt dan bij de les een smilie als het goed ging. Daarvoor krijgt hij een sticker als beloning en na 10 stickers krijgt hij een plaatje,” zegt Janneke. “Belangrijk is dat we steeds proberen Jeroen positief te benaderen. Wat doet hij goed? Geef hem een compliment. Probeer negatief gedrag zo veel mogelijk te negeren,” geeft Maike als advies.
6
ONDERWIJSASSISTENT - Fase 3
Na 6 weken evalueren Maike en Janneke hun aanpak. Het werken van Jeroen gaat nu een stuk beter. Ook de andere kinderen in de klas merken dat en Jeroen komt al iets beter uit het sociogram. “Natuurlijk zijn we er nog niet. Jeroen heeft nog veel te leren en kan nog zelfstandiger werken, maar het begin is gemaakt,” zegt Maike. “Goed gewerkt, Janneke en Jeroen!” Voorbeeld (V)MBO Jelle is als onderwijsassistent begonnen het ROC. Een belangrijk deel van zijn werk is toezicht houden en het begeleiden van leerlingen in het OLC. Elke dag begeleidt Jelle minimaal twee klassen die zelfstandig aan het werk zijn in het OLC. Hij heeft dit afgesproken met Ed, de collega die hem inwerkt. Tijdens één van deze begeleidingsuren zit Jelle bij een groepje waarmee het niet goed gaat. “Tim, het is ook altijd hetzelfde met jou,” zegt Fenna. “We maken afspraken en wie heeft het weer eens vergeten?” “Ja, sorry ik moest voetballen gisteren,” zegt Tim. Nu wordt Maud ook kwaad. “Ja, en zo is het elke keer, wij sporten ook hoor, maar we hebben wel onze spullen af. Bovendien… als we met het groepswerk bezig zijn, zitten we niet te Hyven of Online Soccer Manager te spelen! Wij willen graag iets leren en een voldoende halen voor onze opdracht, Tim!” Tim staat boos op “Jullie ook altijd met je gezeur” en loopt het OLC uit. Jelle heeft het van een afstandje eens bekeken en gaat naar de meiden. “Ik ga wel even met hem praten,” zegt hij tegen ze. Hij loopt snel achter Tim aan en gaan in een tutorruimte zitten. Jelle vraagt aan Tim waarom hij boos weg liep. Tim vertelt dat ze altijd lopen te vitten op hem en dat hij nooit iets goed kan doen. “Die meiden snappen mij niet,” zegt Tim verontwaardigd. Hoewel Jelle het eens is met de meiden en zelf ook wel boos kan worden om de reactie van Tim, blijft hij rustig en legt Tim het volgende voor: “Stel, je moet dit weekend voetballen. Het is een belangrijke wedstrijd en jullie willen winnen om kampioen te worden. Jullie topscorer belt ’s morgens op dat hij te veel heeft doorgezakt in de kroeg en niet komt omdat hij hoofdpijn heeft. Hoe zou jij je dan voelen?” Tim trekt een klein beetje bij en sluit zich weer mopperend aan bij Fenna en Maud. Na dit gesprek bespreekt Jelle het voorval met Ed, zijn inwerkcollega. Ed vertelt Jelle dat Tim niet alleen moeite heeft met zijn werk door al dat sporten, maar ook omdat Tim ADD heeft. “Dit bemoeilijkt zijn concentratie en daardoor heeft hij ook moeite met het plannen en organiseren van zijn leeractiviteiten.” Hoe kunnen ze Tim helpen en hem weer gemotiveerd krijgen voor het samenwerken in een groepje? Voor hem oplossingen bedenken of met hem? Ze besluiten het laatste en als ze Tim vragen om voorstellen te doen over de voortgang, geeft hij aan meer structuur en begeleiding te willen. “Dus als ik het goed begrijp,” zegt Jelle, “gaan wij elke keer na de les bij elkaar zitten en maken we een plan van aanpak. Ik ondersteun je hierbij en ga eerst bij je zitten. Het is wel de bedoeling dat jij zelf de planning maakt! En je zorgt dat je alles in orde hebt en weer goed ligt in het groepje.”
TIP: Lees de opdracht en het resultaat eerst door voordat je met de planning begint.
7
BEGELEIDEN VAN LEERGEDRAG
Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de beroepsprestatie. Bekijk de resultaten en de beoordelingslijst. Wanneer bepaalde bewijsstukken niet haalbaar zijn, zoek dan naar vervangende bewijsstukken. Soms is het nodig dat je een aanvullend bewijsstuk inlevert. Bespreek je keuze voor de bewijsstukken met je begeleider. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.
Plan een datum voor het voortgangsgesprek met je beoordelaar.
Oriënteren en Plannen Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.
GO/NO GO
De moeilijkheidsgraad van de opdracht staat in de tabel hieronder aangegeven.
De mate van complexiteit van de beroepssituatie
De mate van zelfsturing
De mate van verantwoordelijkheid voor
gesloten context
geleid
uitvoering van eigen takenpakket jouw samenwerking met collega’s de hele zorg- en begeleidingscyclus aansturing van collega’s op hetzelfde of lager niveau
open context
begeleid
complexe context
zelfstandig
8
ONDERWIJSASSISTENT - FASE 3
De opdracht
A. De totale opdracht voer je uit in de beroepspraktijk. In beroepsprestatie 1.3 heb je kennis gemaakt met observeren en in beroepsprestatie 2.2 heb je naast het observeren ook een leerling begeleid bij een leerprobleem. In deze beroepsprestatie werk je aan soortgelijke opdrachten, maar nu ligt het accent op het leergedrag van de leerling. Dit is een beroepsprestatie op kwalificerend niveau. Je competenties op het gebied van het observeren, rapporteren en het begeleiden worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars. B. Observatie met schriftelijke rapportage Observeer de klas. Welke leerlingen vallen op door hun tegenwerkend gedrag en hun werkhouding? Bespreek je bevindingen met je praktijkbegeleider en spreek af welke leerling je verder begeleidt. Je stelt hiervoor een observatieplan op in overleg met je praktijkbegeleider. Dit observatieplan bestaat uit: de beginsituatie van de leerling, observatiedoel, observatiemethode en verantwoording van je keuze, vier observaties op verschillende tijden, conclusies en aanbevelingen. Je bespreekt je bevindingen met je praktijkbegeleider en eventueel met de RT’er, IB’er of ZoCo. C. Plan van aanpak, de begeleiding van een leerling bij leergedrag Stel naar aanleiding van je rapportage uit opdracht B . in samenspraak met je praktijkbegeleider en eventueel met de RT’er, IB’er of ZoCo een plan van aanpak op (bijvoorbeeld een handelingsplan). Bespreek de afgesproken aanpak met de leerling en vraag wat hij van het plan vindt. Indien nodig stem je het plan na overleg met je praktijkbegeleider beter af op de behoeften van de leerling. Je begeleidt de betreffende leerling minimaal zes keer. Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten.
D. Schriftelijke evaluatie van de begeleiding met tips en tops Je evalueert de begeleiding met de betreffende leerling en je praktijkbegeleider. Hebben ze tips en tops voor je? Is je doel bereikt? Wat adviseer je voor het vervolg?
Als je kiest voor een vervangende of aanvullende opdracht, let er dan op dat deze voldoet aan de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.
9
BEGELEIDEN VAN LEERGEDRAG
Het resultaat A. De afgetekende beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.
Specifieke bewijsstukken B.
Observatie met schriftelijke rapportage.
C. Plan van aanpak, de begeleiding van een leerling bij leergedrag. D. Schriftelijke evaluatie van de begeleiding met tips en tops.
Vervangende of aanvullende bewijsstukken – – – –
Neem de bewijsstukken op in je portfolio.
10
ONDERWIJSASSISTENT - Fase 3
Beoordelingslijst
beroepsprestatie 3.3 Begeleiden van leergedrag (2010-oa-bp3.3)
Naam student:
Opleiding: Onderwijsassistent
Fase:
Cohortnummer:
Datum:
Je past de werkprocessen en de verworven competenties uit de vorige beroepsprestaties of proeve toe binnen deze beroepscontext.
aangetoond
Prestatie-indicatoren
Competenties
Kwalificerend
niet aangetoond
- componenten
Werkproces 1.1 Observeert de werkwijze van leerlingen/deelnemers en rapporteert de bevindingen
P Dit betekent dat: • je handelt volgens de ethische maatstaven die op school gelden • je respecteert vertrouwelijkheid zodat: • je discreet (voorzichtig en geheimhoudend) omgaat met gegevens van leerlingen.
F Ethisch en integer handelen
– ethisch handelen – integer handelen – verschillen tussen mensen accepteren
R Dit betekent dat: • je in je rapportage de juiste taal, correcte spelling en grammatica hanteert • je zorgt voor een nauwkeurige en volledige rapportage
J Formuleren en rapporteren
– correct formuleren – nauwkeurig en volledig rapporteren
zodat: • je voldoet aan de gestelde kwaliteitscriteria.
P Dit betekent dat: • je veel, snel en bruikbare informatie opneemt gericht op je observatiedoel • je onbevooroordeeld observeert • je zo objectief mogelijk rapporteert • je antwoord geeft op je gestelde observatiedoel zodat: • je informatie geeft die bijdraagt aan de beeldvorming over de leerling en groepen leerlingen.
K Vakdeskundigheid toepassen
– vakspecifieke mentale vermogens aanwenden
11
BEGELEIDEN VAN LEERGEDRAG
aangetoond
Prestatie-indicatoren
Competenties
Kwalificerend
niet aangetoond
- componenten
R Dit betekent dat: • je observeert volgens de door de leerkracht/leraren/team gegeven instructies zodat: • je werkt volgens de binnen de school geldende procedures en protocollen. T Dit betekent dat: • je leerlingen stimuleert om kritisch naar zichzelf te kijken • je leerlingen aanzet zelf naar mogelijke oplossingen te zoeken • je leerlingen motiveert hun best te doen • je leerlingen helpt hun doelen te bereiken en uitdagingen aan te gaan zodat: • je adequate ondersteuning biedt aan leerlingen bij hun leerproces en ontwikkeling. • je naar de leerlingen luistert door te spiegelen en door te vragen • je aandacht geeft aan de zorg die leerlingen uiten en de gewenste en mogelijke ondersteuning biedt zodat: • je een bijdrage levert aan de begeleiding van leerlingen bij de uitvoering van programmaonderdelen. P Dit betekent dat: • je handelt binnen de geldende regels en afspraken in de school/in de klas/m.b.t. de leerlingen • je je houdt aan de gemaakte afspraken en gestelde waarden en normen over de begeleiding van de leerling • je handelt vanuit het principe van gelijkheid in onderwijs zodat: • je aansluit bij de binnen de school geldende regels en afspraken • je voor de leerling een prettige en betrouwbare persoon bent. p Dit betekent dat: • je snel schakelt tussen de verschillende leerlingen • je snel schakelt tussen individuele leerlingen en de groep zodat: • je goed overzicht houdt en je gericht bent op de voortgang van de leeractiviteit. P Dit betekent dat: • je betrokkenheid toont bij de leervragen van leerlingen
T Instructies en
procedures opvolgen
–– instructies opvolgen –– werken conform
voorgeschreven procedures
Werkproces 1.4 Begeleidt de leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen
C Begeleiden
–– coachen –– motiveren –– anderen ontwikkelen
D Aandacht en begrip tonen
–– interesse tonen –– luisteren –– inleven in andermans gevoelens –– anderen steunen
F Ethisch en integer handelen
–– ethisch handelen –– integer handelen –– verschillen tussen mensen respecteren
K Vakdeskundigheid toepassen
–– vakspecifieke mentale vermogens aanwenden
12
ONDERWIJSASSISTENT - Fase 3
aangetoond
Prestatie-indicatoren
Competenties
Kwalificerend
niet aangetoond
- componenten
T Dit betekent dat:
U Omgaan met
verandering en aanpassen
• je flexibel reageert op veranderingen • je helder en duidelijk communiceert naar de leerlingen, ook in onduidelijke en onzekere situaties • je je richt op verschillen tussen de leerlingen in leerstijl en leerbehoefte • je met respect voor de eigenheid van elke leerling handelt • je de begeleiding aanpast aan de steeds veranderende leerbehoefte van de leerling zodat: • je leeractiviteiten optimaal verlopen • je begeleiding steeds aansluit bij de behoeften van de leerling en een optimale begeleiding gegarandeerd blijft.
–– omgaan met
onduidelijkheid en onzekerheid –– met diversiteit (tussen mensen) omgaan
p Dit betekent dat:
V Met druk en tegenslag omgaan
• je om kunt gaan met eigen gevoelens en emoties • je gecontroleerd uiting geeft aan deze gevoelens en emoties
zodat: • jouw emoties en gevoelens de begeleiding van de leerling niet in de weg staan en je professioneel blijft handelen.
–– gevoelens onder controle houden
Je controleert of de bewijsstukken voldoen aan de prestatie-indicatoren in de beoordelingslijst. Bekijk je POP en je PAP. Ga na of je volgens je leerdoelen en plan hebt kunnen werken. Controleer of je de verkregen feedback hebt verwerkt.
Je voert een voortgangsgesprek. Hierin kijk je terug op de resultaten van de beroepsprestatie en je blikt vooruit op je leerproces. Pas op basis van de verkregen informatie je POP aan.
13
BEGELEIDEN VAN LEERGEDRAG
aangetoond
niet aangetoond
Het voortgangsgesprek voer je op basis van:
Bewijsstukken Kwalificerend
A.
De ingevulde beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.
Specifieke bewijsstukken:
Werkprocessen
Competenties
1.1
F - J - K - L - T
B. Observatie met schriftelijke rapportage.
1.4
C - D - F - K - U - V
C. Plan van aanpak, de begeleiding van een leerling bij leergedrag.
D. Schriftelijke evaluatie van de begeleiding met tips en tops. 1.4
K
Aanvullende of vervangende bewijsstukken:
Werkprocessen
Competenties
Cesuur De competentieontwikkeling binnen de geselecteerde werkprocessen is op het vereiste beheersingsniveau aangetoond.
14
ONDERWIJSASSISTENT - Fase 3
Onderbouwing van de beoordeling
Algemeen:
Als de student een of meerdere competenties binnen een werkproces boven de norm heeft aangetoond, onderbouw dit dan hier. Geef tevens aan waar dit betrekking op heeft:
Praktische uitvoering
Werkprocessen
Competenties
A.
Specifieke bewijsstukken
B.
C.
D.
De beoordelaars van de beroepsprestatie 3.3 Begeleiden van leergedrag (2010-oa-bp3.3) zijn:
Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)
Naam beoordelaar
Functie beoordelaar
Handtekening
Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)
Naam beoordelaar
Functie beoordelaar
Handtekening
Naam student
Handtekening
15
BEGELEIDEN VAN LEERGEDRAG
Overzicht beroepsprestaties Zorg en Welzijn
Zorghulp Niveau 1
Intro Niveau 1 en 2
Fase 1
Helpende Zorg & Welzijn Niveau 2
Fase 1
Fase 2
Verzorgende Niveau 3
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Intro Niveau 3 en 4
Verpleegkundige Niveau 4
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 1 Fase 1 Kompas 1.1 Afstemmen van de werkzaamheden van de onderwijsassistent 1.2 Voorbereiden en sisteren bij lessen 1.3 Observeren en rapporteren 1.4 (Buiten) surveilleren 1.5 Eenvoudige zorgtaken uitvoeren Competentiewijzer Fase 2 Kompas Fase 1 Fase 2 Fase 2 Fase 3 Fase 3
Medewerker maatschappelijke zorg Niveau 3
Persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg Niveau 4
Persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen Niveau 4
2.1 Kennismaken met kwaliteitszorg 2.2 Signaleren van leerproblemen 2.3 Plannen en faciliteren van een activiteit
Fase 1 2.4 Individuele didactische begeleiding 2.5 Begeleiden van (zorg)leerlingen Proeve Competentiewijzer Fase 3 Kompas 3.1 Participeren in overleg 3.2 Organiseren van en begeleiden bij een evenement 3.3 Begeleiden van leergedrag 3.4 Didactische begeleiding van (kleine) groepen Proeve Competentiewijzer Fase 1 Fase 2 Fase 2 Fase 3 Fase 3
Pedagogisch medewerker kinderopvang Niveau 3
Gespecialiseerd pedagogisch medewerker KO - Niveau 4
Pedagogisch medewerker JZ Niveau 4
Onderwijsassistent Niveau 4
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Sociaal cultureel werker Niveau 4
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Sociaal-maatschappelijk dienstverlener Niveau 4
Fase 1
Fase 2
Fase 3
0693147426 Bestelnummer CZW3OA0003
Made with FlippingBook