00670530007

Bijlage 17 Niveaubepaling Gesprekken Nederlands

Naam student:

Opleiding:

ROC: Opdracht:  Kwalificerend  Ontwikkelingsgericht

Naam beoordelaar:

Crebo Vereist niveau:

Bepaal het niveau van de opdracht en kruis in de betreffende kolom één van de (broeps)poducten aan. Bij een kwalificerende beoordeling dient het niveau van de opdracht te voldoen aan het vereiste niveau van de opleiding.

STAP 1

Niveau

1F

2F

3F

Omschrijving Eenvoudig gesprek over vertrouwde onderwerpen in het dagelijks leven op en buiten school.

Gesprek over alledaagse of niet- alledaagse onderwerpen uit leefwereld en (beroeps-)opleiding. waarin uiting gegeven wordt aan persoonlijk mening, informatie uitgewisseld wordt en/of gevoeldens onder worden worden gesbracht. Deelname aan:  discussie  overleg  vakgesprek  reflectiegesprek  uitleg of instructie  vraaggesprek  .............................................

Gesprek over onderwerpen uit de (beroeps-)opleiding en/of van maatschappelijke aard, waaron meerdere doelen bereikt moeten worden.

(Beroeps) product n.a.v. opdracht

Deelname aan:  discussie  overleg  vakgesprek  reflectiegesprek  uitleg of instructie  .............................................

Deelname aan:  discussie  overleg  vakgesprek  reflectiegesprek  uitleg of instructie  vraaggesprek  .............................................

 Goed/Voldoende  GO

Stel vast of de student de opdracht inhoudelijk voldoende heeft uitgevoerd. Let daarbij of DOEL/DOELEN bereikt zijn.

(ga verder met beoordeling)

STAP 2

 Onvoldoende  NO GO (= cijfer 1)

GO? STAP 3

Kruis (1x per rij) het geoonde gedrag aan.

Kenmerken taakuivoering

Criteria 1F*

Criteria 2F*

Criteria 3F*

* De drie niveaus zijn cumulatief: een student op een hoger niveau beheerst alle vaardigheden die op een lager niveau genoemd worden.

Afstemming publiek

 Je past je taalgebruijk aan aan je gesprekspartner(s).

 Je maakt de juiste keuze in het aanspreken van jet

 Je taalgebruik in consequent en past binnen de gegeven situatie qua toon, doel en genre.

gesprekspartner(s) (formeel/ informeel, woordgebruik, dialect, jongerentaal, etc.).

 Je kunt je gesprekspartner(s) redelijk volgen, tenzij ze voor onverwachte wendingen in het gesprek zorgen.

 Je kunt je gesprekpartner(s)

 Je reageert adequaat op de uitingen van je

goed volgend, hun spreekdoel herkennen en reacties schatten.

gesprekspartner(s) en vraagt zonodig naar meer informatie of naar de bedoeling.

96

WERKTUIGBOUWKUNDE

Made with