14ZW3SMDFB1

Sociaal-Maatschappelijk dienstverlener - Serie 2014 14ZW3SMDFB1

1 Sociaal-maatschappelijk dienstverlener Niveau 4 Fase

Serie 2014 Crebonummers 92670

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

Niveau 4

Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg & Welzijn (kwalificatiedossiers 2011, 2012, 2013 of 2014)

Fase 1 Crebonummers 92670

artikelnummer: 14ZW3SMDFB1

Colofon

Dit is een uitgave van Stichting Consortium Beroepsonderwijs

Manager Zorg & Welzijn I. Rabelink

Ontwikkelteam Maatschappelijke Zorg A. Mulder (ontwikkelteamleider) K. Postema

Eindredactie A. Brink M. Brok

Ontwerp/DTP H. Aalbersberg R. Bokma appeltje-n grafische ontwerpen

© 2014 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van Stichting Consortium Beroepsonderwijs. Verantwoording Stichting Consortium Beroepsonderwijs heeft van alle haar bekende rechthebbenden op de in deze publicatie opgenomen teksten en afbeeldingen toestemming gekregen om deze te gebruiken.

www.consortiumbo.nl

Inhoud

Leerprestatie 1

4

Hoe leer ik?

Leerprestatie 2 Samenwerkend leren

12

Beroepsprestatie 1.1

20

Kennismaken met de organisatie (2014-smd-bp1.1)

Beroepsprestatie 1.2

28

Goed georganiseerd(2014-smd-bp1.2)

Beroepsprestatie 1.3

34

Waarmee kan ik u van dienst zijn? (2014-smd-bp1.3)

Beroepsprestatie 1.4

42

Actief ondersteunen (2014-smd-bp1.4)

* Daar waar hij staat, wordt ook zij bedoeld. * Waar cliënt staat, kan ook worden gelezen: bezoeker, hulpvrager, klant.

Leerprestatie 1 Hoe leer ik?

Werkprocessen met de competenties van deze leerprestatie

Nummer van het werkproces

Titel van het werkproces

Competenties die bij het werkproces horen J Formuleren en rapporteren

1.1 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling

M Analyseren

N Onderzoeken

W Gedrevenheid en ambitie tonen

1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren

N Onderzoeken

O Creëren en innoveren

1.3 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren

A Beslissen en activiteiten initiëren

M Analyseren

O Creëren en innoveren

1.4 Plant het eigen leerproces en voert het uit

A Beslissen en activiteiten initiëren

Q Plannen en organiseren

1.5 Evalueert de gekozen manier van leren

M Analyseren

O Creëren en innoveren

Typering van deze leerprestatie

Leren begint niet voor iedereen op dezelfde manier. De een wil gewoon beginnen, de ander wil eerst over het onderwerp praten, lezen of uitleg krijgen. De manier waarop je met het leren begint, wordt een leerstijl genoemd. Om goed te kunnen leren is het belangrijk dat je, afhankelijk van de situatie, verschillende stijlen kunt toepassen. Je kunt je voorstellen dat wanneer je met mensen werkt, je niet zomaar iets kunt doen en dan maar zien hoe het uitpakt. In de beroepssituatie is het belangrijk dat je je werkzaamheden met het gewenste resultaat binnen een bepaalde tijd goed hebt afgerond.

4

Zorg & Welzijn serie 2014

Je leerstijl heeft te maken met je levenservaring en met de persoon die je bent. Ook je ervaringen op school en de situaties waarin je leert zijn van invloed. Een leerstijl is niet iets dat vaststaat. Door ervaringen in je leven en in je werk verander jij en dat kan dus ook je leerstijl veranderen. Tijdens de opleiding probeer je nieuwe manieren van leren uit; manieren die passen bij de situatie en bij dat wat je moet leren. Je kunt de gekozen manier van leren evalueren, benoemen wat je goed bevallen is, wat je opnieuw wilt gebruiken en wat je een volgende keer anders wilt doen. Het valt Yasmine op dat iedere student in de groep een eigen aanpak bij het leren heeft. Zelf vindt ze het prettig om eerst iets over het onderwerp te lezen. Ebel houdt er niet van met zijn neus in de boeken te zitten. Hij begint gewoon en ziet wel hoe het uitpakt. Gewoon lekker klooien. Als hij meer moet weten, dan verdiept hij zich er wel in. Hij vraagt anderen, googelt of zoekt het op. Fatima wil graag van tevoren weten wat ze precies moet doen. Ze vraagt veel aan de docent voordat ze ergens aan begint. Als iemand het haar vertelt, dan begrijpt ze het beter.

Opdrachten

A. Waar ben ik goed in? Schrijf vijf dingen op waar je goed in bent, die je kunt en waar je trots op bent. Dit kunnen verschillende dingen zijn: afwassen, luisteren, rekenen, sport, appeltaart bakken. Ga na wie of wat van invloed is geweest dat jij daar zo goed in bent geworden. Wat of wie heeft jou daarbij geholpen?

Bewijsstuk Collage WP 1.5: M

B. Wat mij helpt om te leren

Wat helpt jou om te leren? Denk aan: • een leraar die goed kan uitleggen of aandacht voor jou heeft • je ouders die je stimuleren

• het willen winnen van een wedstrijd • een tevreden klant in je bijbaantje ……

Wat kun je hiervan gebruiken voor je opleiding?

Bewijsstuk Overzicht van wat jou helpt om te leren WP 1.5: M, O

C. Wat is mijn leerstijl? Doe een test om je leerstijl te achterhalen. Wat herken je in de uitkomst en wat herken je niet? Als dit jouw leerstijl is, wat kun je dan verder ontwikkelen om optimaal te leren? Betrek hierin de overige leerstijlen.

Bewijsstuk Leerstijlentest met conclusies en hoe je optimaal kunt leren WP 1.2: N

5

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

D. Wat heb ik nodig om mezelf te ontwikkelen? Bespreek de resultaten van je leerstijlentest met die van groepsgenoten. • Welke verschillen en overeenkomsten zijn er in de leerstijlen? • Welke leerstijlen ga je verder ontwikkelen? • Wat heb je daarvoor nodig aan ondersteuning van je begeleider(s) en op welke manier? • Geef tips en tops aan je begeleider(s).

Bewijsstuk Tips en tops voor je begeleider(s) WP 1.2: O

E. Mijn manier van leren evalueren Je werkt in de opleiding aan verschillende opdrachten, zoals: • het schrijven van verslagen • het opdoen en toetsen van je kennis • het oefenen van vaardigheden

• het geven van presentaties • het maken van werkstukken • het werken aan (beroeps)prestaties.

Kies een aantal opdrachten die je al eens hebt uitgevoerd. Evalueer je manier van leren bij de uitvoering van iedere opdracht. Beschrijf per opdracht: • Wat nodigde je uit om deze opdracht te gaan doen? • Wat belemmerde jou in deze opdracht? • Wat was het resultaat van de opdracht? • Wat heb je geleerd van het uitvoeren van de opdracht? • Welke leerstijl heb je toegepast? • Wat had je anders kunnen doen voor een (nog) beter resultaat?

Bewijsstuk Evaluatieverslag WP 1.5: M, O

F. Mijn leerdoelen Welke persoonlijke leerdoelen haal je uit de uitgevoerde opdrachten in deze leerprestatie? Werk je leerdoelen uit in je persoonlijk ontwikkelplan en een plan van aanpak.

Bewijsstuk Persoonlijke leerdoelen in POP/PAP WP 1.1: J, M, N, W WP 1.3: A, M, O WP 1.4: A, Q

6

Zorg & Welzijn serie 2014

Resultaat van deze leerprestatie Je kent je persoonlijke doelen waaraan je gaat werken om optimaal de opleiding te kunnen volgen. Je weet wat je daarvoor moet ontwikkelen en welke taken je moet leren uitvoeren. Je weet wat daarvoor geschikte manieren van leren zijn. Met behulp van deze gegevens kun je jouw leerproces leren plannen en uitvoeren.

Bewijsstukken

Lever de volgende bewijsstukken aan: • Volledig ingevulde voortgangsbeoordelingslijst • Collage • Overzicht van wat jou helpt om te leren • Leerstijlentest met conclusies en hoe je optimaal kunt leren • Tips en tops voor begeleider(s) • Evaluatieverslag • Persoonlijke leerdoelen in POP/PAP

7

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

Voortgangsbeoordelingslijst

Leerprestatie Hoe leer ik? Opleiding Sociaal-maatschappelijk Dienstverlener

Naam student:

Cohort:

G : Goed V : Voldoende O : Onvoldoende

Beoordelingscriteria

Bewijsstuk Collage

Werkproces 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren Competenties De student:

G V O

M Analyseren

laat zien wie of wat haar ontwikkeling in positieve zin beïnvloed heeft laat zien wie of wat haar heeft geholpen in haar ontwikkeling

  

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Bewijsstuk Overzicht van wat jou helpt om te leren

Werkproces 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren Competenties De student:

G V O

M Analyseren

beschrijft wat haar heeft geholpen om te leren

  

O Creëren en innoveren

beschrijft welke ervaringen bij het leren zij kan gebruiken voor de opleiding

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

8

Zorg & Welzijn serie 2014

Bewijsstuk Leerstijlentest met conclusies en hoe je optimaal kunt leren

Werkproces 1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren Competenties De student:

G V O

N Onderzoeken

beschrijft haar leerstijl

  

beschrijft de andere leerstijlen

  

beschrijft hoe zij in de opleiding het beste kan leren

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Bewijsstuk Tips en tops voor je begeleider(s)

Werkproces 1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren Competenties De student:

G V O

O Creëren en innoveren

beschrijft welke ondersteuning zij nodig heeft bij het leren

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Bewijsstuk Evaluatieverslag

Werkproces 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren Competenties De student:

G V O

M Analyseren

toont haar successen in het leren

  

beschrijft wat haar helpt om te leren

  

beschrijft wat haar belemmert om te leren

  

beschrijft welke leerstijl zij heeft toegepast

  

O Creëren en innoveren

beschrijft wat zij anders had kunnen doen voor een beter resultaat

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

9

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

Bewijsstuk Persoonlijke leerdoelen in -POP en PAP

Werkproces 1.1 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling Competenties De student:

G V O

J Formuleren en rapporteren

beschrijft in haar plan van aanpak duidelijk en concreet hoe ze gaat werken aan het realiseren van haar leerdoelen beschrijft hoe zij tot haar leerdoelen is gekomen legt uit welke aanpak geschikt is om haar leerdoelen te kunnen bereiken

  

M Analyseren

  

N Onderzoeken

  

W Gedrevenheid en ambitie tonen beschrijft hoe zij verantwoordelijkheid neemt voor opdrachten, taken en het bereiken van haar leerdoelen Werkproces 1.3 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren Competenties De student: A Beslissen en activiteiten initiëren beschrijft de activiteiten die ze gaat ondernemen om zich te ontwikkelen

  

G V O

  

M Analyseren

legt uit welke leerstijlen passen bij deze activiteiten

  

O Creëren en innoveren

beschrijft haar ideeën om zich te ontwikkelen

  

Werkproces 1.4 Plant het eigen leerproces en voert het uit Competenties De student:

G V O

A Beslissen en activiteiten initiëren maakt een planning van leerdoelen die zij wil gaan ontwikkelen

  

toont haar verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de planning toont in haar plan van aanpak de activiteiten die zij gaat ondernemen om haar leerdoelen te bereiken

  

Q Plannen en organiseren

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

10

Zorg & Welzijn serie 2014

Afspraken met betrekking tot acties die de student gaat ondernemen om zichzelf verder te ontwikkelen (POP/PAP)

Beoordeling leerprestatie Hoe leer ik?

 G oed aangetoond  V oldoende aangetoond  O nvoldoende aangetoond

(s.v.p. aankruisen wat van toepassing is)

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

11

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

Leerprestatie 2 Samenwerkend leren

Werkprocessen met de competenties van deze leerprestatie

Nummer van het werkproces

Titel van het werkproces

Competenties die bij het werkproces horen J Formuleren en rapporteren

1.1 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling

M Analyseren

N Onderzoeken

W Gedrevenheid en ambitie tonen

1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren

N Onderzoeken

O Creëren en innoveren

1.3 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren

A Beslissen en activiteiten initiëren

M Analyseren

O Creëren en innoveren

1.4 Plant het eigen leerproces en voert het uit

A Beslissen en activiteiten initiëren

Q Plannen en organiseren

1.5 Evalueert de gekozen manier van leren

M Analyseren

O Creëren en innoveren

Typering van deze leerprestatie

Samenwerken is belangrijk in je toekomstige beroep. Tijdens de opleiding werk je samen met medestudenten, collega’s en mensen uit je doelgroep. Omgaan met een medestudent, collega of cliënt is niet hetzelfde als omgaan met een vriend of vriendin. Soms klikt het, soms klikt het niet. Ook wanneer het niet klikt, moet je toch met elkaar samenwerken. Wanneer je dat kunt, dan ben je professioneel bezig. Samenwerken krijgt daarom veel aandacht binnen je opleiding, zowel op school als tijdens je BPV.

12

Zorg & Welzijn serie 2014

Yasmine zegt over haar opleiding: ‘Op school werken we veel in groepjes. Soms vind ik dit leuk, maar niet altijd. Voordat we de taken verdelen, wil ik eerst weten wat de opdracht is. Niet alle groepsgenoten willen dit. Zij gaan al direct aan de slag, terwijl ik nog niet begrijp wat precies de bedoeling is. Meestal is het werken in een groepje heel gezellig en leer ik mijn groepsgenoten goed kennen. Ook kan ik veel van hen leren.’

Opdrachten

A. Bijdragen aan de samenwerking Dit is een individuele opdracht. Schrijf op: • Waar je goed in bent als je samenwerkt. • Welke rol(len) neem jij op je in de samenwerking? • Wat vind je nog lastig of kun je nog niet zo goed als je samenwerkt?

Bewijsstuk Beschrijving van je bijdrage aan samenwerken WP 1.5: M

B. Een samenwerkingscontract opstellen Stel met elkaar een samenwerkingscontract op voor het uitvoeren van de opdrachten C., D., E. Dit doe je door: • uit te wisselen wat iedereen gaat bijdragen aan de samenwerking

• uit te wisselen wat iedereen nodig heeft om goed te kunnen samenwerken • informatie te zoeken over waar het samenwerkingscontract aan moet voldoen • met elkaar groepsregels op te stellen • afspraken te maken over de aanpak van de opdrachten.

Bewijsstuk Samenwerkingscontract met onderbouwing waarom dit een goed contract is WP 1.2: N, O

C. Een activiteit plannen en organiseren Organiseer samen een activiteit, bijvoorbeeld: ouderavond, oma-en-opa-dag, ‘eten met de buren’. Maak een plan van aanpak voor de voorbereiding en uitvoering van de activiteit. Dit doe je door: • met elkaar tot een keuze te komen voor een interessante en uitdagende activiteit • te onderzoeken wat er nodig is om de gekozen activiteit uit te voeren, onderbouw de keuzes • de werkvolgorde en werkverdeling vast te stellen

Bewijsstuk Plan van aanpak met onderbouwing WP 1.3: A, M, O

D. Het uitvoeren van de activiteit Voer de activiteit uit. Bewaak je eigen aandeel in de uitvoering. Kies samen een vorm voor het bewijsstuk waarmee je kunt voldoen aan de beoordelingscriteria.

Bewijsstuk Zelfgekozen vorm WP 1.4: A, Q

13

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

E. Evalueren Evalueer met de groep onderstaande punten. • Het proces van samenwerken: -- Benoem de sterke kanten en de leerpunten in de samenwerking als groep. -- Wat zouden jullie de volgende keer anders doen? • Het product van samenwerken (het resultaat):

-- Hebben jullie de doelen van de activiteit behaald? -- Wat zouden jullie de volgende keer anders doen?

Bewijsstuk Groepsevaluatie WP 1.5: M, O

F. Reflecteren Schrijf een reflectieverslag over je ervaring bij het uitvoeren van deze leerprestatie. Betrek hierin ook je individuele voorbereiding op de leerprestatie (opdracht A.). • In het verslag beschrijf je: -- De rol, taken en verantwoordelijkheden die jij hebt gehad bij de uitvoering van de opdrachten en leg uit waarom je die rol, taken en verantwoordelijkheid had. -- Jouw sterke en zwakke kanten in de samenwerking (het proces). -- Wat je de volgende keer anders zou doen. -- Wat je leerdoelen zijn in de samenwerking en waarom. -- Wat je kunt doen om aan deze doelen te werken en ze te bereiken.

Bewijsstuk Reflectieverslag WP 1.5: M, O WP 1.1: J, M, N, W

14

Zorg & Welzijn serie 2014

Resultaat van deze leerprestatie Je weet welke beroepsvaardigheden nodig zijn als je met anderen samenwerkt. Je hebt de vaardigheden toegepast bij de opdrachten in deze leerprestatie. Je weet welke vaardigheden jij bezit en benoemt welke je verder gaat ontwikkelen tijdens de opleiding.

Bewijsstukken

Lever de volgende bewijsstukken aan: • Volledig ingevulde voortgangsbeoordelingslijst • Individuele voorbereiding op de opdrachten in de leerprestatie • Het samenwerkingscontract met onderbouwing • Het plan van aanpak met onderbouwing

• Groepsevaluatie • Reflectieverslag

15

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

Voortgangsbeoordelingslijst

Leerprestatie Samenwerkend leren Opleiding Sociaal-maatschappelijk Dienstverlener

Naam student:

Cohort:

G : Goed V : Voldoende O : Onvoldoende

Beoordelingscriteria

Bewijsstuk Beschrijving van je bijdrage aan samenwerken

Werkproces 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren Competenties De student:

G V O

M Analyseren

beschrijft haar sterke kanten bij samenwerken

  

beschrijft de rol(len) die zij op zich neemt bij samenwerken beschrijft haar leerpunten bij samenwerken

  

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Bewijsstuk Samenwerkingscontract met onderbouwing waarom dit een goed contract is

Werkproces 1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren Competenties De student:

G V O

N Onderzoeken

geeft een onderbouwing waarom het samenwerkingscontract goed is

  

O Creëren en innoveren

stelt met de groepsleden groepsregels op voor de samenwerking stelt met de groepsleden een samenwerkingscontract op voor het uitvoeren van een activiteit

  

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

16

Zorg & Welzijn serie 2014

Bewijsstuk Plan van aanpak met onderbouwing

Werkproces 1.3 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren Competenties De student: A Beslissen en activiteiten initiëren heeft in het plan van aanpak de juiste activiteiten gekozen om de opdracht uit te voeren

G V O

  

M Analyseren

legt uit wat nodig is om de gekozen activiteit uit te voeren legt uit waarom de activiteit interessant en uitdagend is

  

O Creëren en innoveren

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Bewijsstuk Zelfgekozen vorm

Werkproces 1.4 Plant het eigen leerproces en voert het uit Competenties De student:

G V O

A Beslissen en activiteiten initiëren toont haar bijdrage aan de uitvoering van de gekozen activiteit aan

  

toont haar verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de activiteit aan toont haar bijdrage aan de planning en uitvoering van de activiteit aan

  

Q Plannen en organiseren

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Bewijsstuk Groepsevaluatie

Werkproces 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren Competenties De student:

G V O

M Analyseren

benoemt de sterke kanten en de leerpunten in de samenwerking als groep benoemt het resultaat van de activiteit en wat zij de volgende keer anders zou doen

  

O Creëren en innoveren

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

17

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

Bewijsstuk Reflectieverslag

Werkproces 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren Competenties De student:

G V O

M Analyseren

beschrijft haar rol in de samenwerking

  

beschrijft de taken die zij heeft uitgevoerd

  

beschrijft de verantwoordelijkheid die zij heeft gehad

  

beschrijft haar sterke en zwakke kanten

  

O Creëren en innoveren

beschrijft wat zij anders zou willen doen voor een beter resultaat en/of een betere samenwerking

  

Werkproces 1.1 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling Competenties De student:

G V O

J Formuleren en rapporteren

beschrijft duidelijk en concreet haar persoonlijke leerdoelen op het gebied van samenwerken beschrijft hoe zij tot haar leerdoelen is gekomen legt uit welke aanpak geschikt is om haar leerdoelen te kunnen bereiken

  

M Analyseren

  

N Onderzoeken

  

W Gedrevenheid en ambitie tonen beschrijft hoe zij verantwoordelijkheid neemt voor het bereiken van haar leerdoelen

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

18

Zorg & Welzijn serie 2014

Afspraken met betrekking tot acties die de student gaat ondernemen om zichzelf verder te ontwikkelen (POP/PAP)

Beoordeling leerprestatie Samenwerkend leren

 G oed aangetoond  V oldoende aangetoond  O nvoldoende aangetoond

(s.v.p. aankruisen wat van toepassing is)

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

19

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

Beroepsprestatie 1.1 Kennismaken met de organisatie (2014-smd-bp1.1)

Werkprocessen met de competenties van deze beroepsprestatie

Nummer van het werkproces

Titel van het werkproces

Competenties die bij het werkproces horen D Aandacht en begrip tonen

1.1 Inventariseert de situatie en wensen van de cliënt

F Ethisch en integer handelen

N Onderzoeken

R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

20

Zorg & Welzijn serie 2014

1

Oriënteren

Typering van deze beroepsprestatie De sociaal-maatschappelijk dienstverlener geeft cliënten informatie over wonen, werk en vrijetijdsbesteding. Ook begeleid je cliënten om een weg te vinden in regelingen en voorzieningen. Dat kan inhouden dat je de ene keer informatie geeft over activiteiten in de buurt, wijk of gemeente en andere keer geef je een formulier mee of pleeg je een telefoontje voor een cliënt. Om aan de vraag van de cliënt tegemoet te kunnen komen moet je de beschikking hebben over de juiste en meest recente informatie in de vorm van brochures, folders en formulieren. Wat je wel en niet doet voor een cliënt hangt af van de hulpvraag van de cliënt en het dienstverleningsaanbod van de organisatie. Je moet daarom goed op de hoogte zijn van het aanbod van de organisatie en van het aanbod van organisaties die van belang zijn voor de hulpvraag van de cliënt. “Wat fijn dat je mij de activiteitenfolder hebt gegeven,” zegt mevrouw Schippers. “Ik ga nu naar de sjoelmiddag en ik heb me ook aangemeld voor een computercursus. Het gaat een stuk beter met me nu ik regelmatig de deur uit kan en onder de mensen ben.” Alida ontmoet mevrouw Schippers in het wijkcentrum; Alida werkt in het wijkcentrum bij het steun- en informatiepunt als sociaal-maatschappelijk dienstverlener. Mevrouw Schippers is een aantal maanden geleden in de stad komen wonen. Nadat haar man is overleden is ze verhuisd naar deze plaats omdat haar broer en schoonzus hier wonen. Ze kent buiten haar familie weinig mensen in de stad en weet nog niet de weg naar de verschillende instellingen, verenigingen en voorzieningen. “Kun je me helpen met mijn boekhouding?, ik kom er niet meer uit.” Met deze vraag komt een deelnemer naar Johan. Johan werkt bij een werkervaringsproject als sociaal-maatschappelijk dienstverlener. Johan probeert in een gesprek met de deelnemer duidelijk te krijgen wat precies het probleem is. Als Johan doorvraagt, komt hij er achter dat de deelnemer aan eenmalige hulp waarschijnlijk niet genoeg heeft. Hij zal wat langer ondersteu- ning nodig hebben bij het op orde krijgen en houden van zijn administratie. Het werkervaringsproject werkt nauw samen met een instelling die deze ondersteuning biedt; Johan belt de instelling voor deze deelnemer.

21

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

2

Plannen

Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de opdrachten in de beroepsprestatie. Bekijk de resultaten en de voortgangsbeoordelingslijst. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.

Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.

De moeilijkheidsgraad

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

{ { gesloten context

{ { geleid

3 3 uitvoeren van het eigen takenpakket

3 3 open context

3 3 begeleid

{ { jouw samenwerking met collega’s

{ { complexe context

{ { zelfstandig*

{ { de hele zorg- en begeleidingscyclus

{ { aansturen van collega’s op hetzelfde of lager niveau

* zelfstandig is niet van toepassing omdat de beroepsprestatie ontwikkelgericht is

Het gewenste resultaat van deze beroepsprestatie In deze beroepsprestatie breng je in overleg met de cliënt zijn situatie en wensen op systematische wijze in kaart. Je doet dit in een voor de cliënt veilige omgeving. Je verzamelt voldoende informatie over de dienstverlening van de organisatie en de sociale kaart om de cliënt te kunnen doorverwijzen naar de juiste persoon en/of instantie.

22

Zorg & Welzijn serie 2014

3

Uitvoeren

De competenties uit deze beroepsprestatie worden beoordeeld met behulp van de voortgangsbeoordelingslijst. De beoordelingsvormen zijn: gedragsbeoordeling en/of specifieke bewijsstukken. Maak hierover afspraken met je begeleider(s).

Opdrachten

A. Wie doet wat in de organisatie? Maak een organogram van de organisatie, met een beschrijving van het dienstenaanbod. Maak duidelijk wie welke dienstverlening aan de cliënten uitvoert, zodat je bij doorverwijzing weet bij welke collega en/of afdeling de cliënt terecht kan.

Organogram van de organisatie en beschrijving van de dienstverlening WP1.1: N

B. Sociale kaart van de organisatie Maak een sociale kaart van de organisatie op het gebied van welzijn, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. Werk naar aanleiding van veel voorkomende vragen van cliënten een organisatie verder uit: • Met welke hulpvragen kan een cliënt terecht bij deze organisatie? • Wat is de procedure voor aanmelding? • Eventuele bijzonderheden, zoals kosten van de dienstverlening C. Rapporteren van de dienstverlening Inventariseer de situatie en wensen van een cliënt. Bepaal aan de hand van de verkregen informatie bij welke collega en/of afdeling de cliënt terecht kan. Het cliëntcontact kan telefonisch of aan de balie plaatsvinden. Leg in een rapportage vast: • Hoe je de wensen en behoeften van de cliënt hebt geïnventariseerd • Wat de mogelijkheden van dienstverlening zijn voor de cliënt • De terugkoppeling van je bevindingen naar de cliënt en de controle of hij daarmee kan • instemmen. Sociale kaart van de organisatie en uitwerking van een organisatie WP 1.1: N

Gedragsbeoordeling WP 1.1: D, F, R Rapportage van een cliëntcontact WP 1.1: N, R

Bewijsstukken

Lever de volgende bewijsstukken aan: • Volledig ingevulde voorgangsbeoordelingslijst

• Organogram van de organisatie en beschrijving van de dienstverlening • Sociale kaart van de organisatie en uitwerking van een organisatie • Rapportage van een cliëntcontact

23

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

4/5 Controleren/Evalueren

Deze stappen zijn onderdeel van de voortgangsbeoordelingslijst.

Voortgangsbeoordelingslijst

Beroepsprestatie 1.1 Kennismaken met de organisatie (2014-smd-bp1.1) Opleiding Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

Naam student:

Cohort:

G : Goed V : Voldoende O : Onvoldoende

Beoordelingscriteria

Werkproces 1.1 Inventariseert de situatie en wensen van de cliënt

Gedragsbeoordeling Competenties

De student:

G V O

D Aandacht en begrip tonen

toont belangstelling voor de vragen en problemen van de cliënt

  

luistert geïnteresseerd naar de cliënt

  

vraagt door om de situatie en behoeften van de cliënt duidelijk te krijgen

  

F Ethisch en integer

toont zich eerlijk en betrouwbaar

  

communiceert eerlijk en open

  

gaat discreet om met gevoelige zaken

  

houdt zich aan gemaakte beloften en afspraken

  

R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

inventariseert op een actieve manier de wensen en behoeften van de cliënt bekijkt de wensen en behoeften in relatie tot de mogelijkheden van dienstverlening

  

  

koppelt haar bevindingen terug naar de cliënt

  

controleert of de cliënt met haar bevindingen kan instemmen

  

Bewijsstuk Organogram van de organisatie en beschrijving van de dienstverlening N Onderzoeken gebruikt verschillende bronnen om informatie te krijgen Bewijsstuk Sociale kaart van de organisatie en uitwerking van een organisatie N Onderzoeken gebruikt verschillende bronnen om informatie te krijgen

  

  

24

Zorg & Welzijn serie 2014

Bewijsstuk Rapportage van een cliëntcontact N Onderzoeken

gebruikt verschillende bronnen om informatie te krijgen inventariseert op een actieve manier de wensen en behoeften van de cliënt bekijkt de wensen en behoeften in relatie tot de mogelijkheden van dienstverlening

  

R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

  

  

koppelt haar bevindingen terug naar de cliënt

  

controleert of de cliënt met haar bevindingen kan instemmen

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

25

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

Afspraken met betrekking tot acties die de student gaat ondernemen om zichzelf verder te ontwikkelen (POP/PAP)

Beoordeling beroepsprestatie 1.1 Kennismaken met de organisatie (s.v.p. aankruisen wat van toepassing is)  G oed aangetoond

 V oldoende aangetoond  O nvoldoende aangetoond

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

26

Zorg & Welzijn serie 2014

27

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

Beroepsprestatie 1.2 Goed georganiseerd (2014-smd-bp1.2)

Werkprocessen met de competenties van deze beroepsprestatie

Nummer van het werkproces

Titel van het werkproces

Competenties die bij het werkproces horen J Formuleren en rapporteren

3.4 Verricht administratieve werkzaamheden en beheert dossiers

K Vakdeskundigheid toepassen

M Analyseren

28

Zorg & Welzijn serie 2014

1

Oriënteren

Typering van deze beroepsprestatie Tot het werk van een sociaal-maatschappelijk dienstverlener behoren administratieve taken en het beheren van gegevens van cliënten. Informatie die omgaat in de instelling moet worden geregistreerd, zoals de inkomende en uitgaande post, de inkomende en uitgaande telefoontjes. Om hun werk goed uit te kunnen voeren moeten medewerkers op de hoogte zijn van het beleid van de organisatie: beleidsnota’s, regels en voorschriften, notulen van overleggen. Ook de informatievoorziening voor en naar cliënten is een administratieve taak: informatie over wet- en regelgeving, voorzieningen en activiteiten. Het is belangrijk dat de informatie up-to-date, volledig en betrouwbaar is. Met een tevreden gevoel trekt Jasper de deur achter zich dicht: alle klusjes op zijn lijst voor deze dag zijn geklaard. De informatievoorziening is weer op orde: de folderrekken zijn weer up-to-date, alle verouderde informatie is verwijderd. De adressenlijst waarmee nieuwe formulieren, brochures en folders aangevraagd kunnen worden is bijgewerkt. De telefoonlijst van het steun- en informatiepunt is vernieuwd en ondertussen heeft hij ook nog verschillende telefoontjes beantwoord. Marcus heeft de notulen van de bijeenkomst met de vrijwilligers en de uitnodiging voor de volgende bijeenkomst uitgewerkt. Hij heeft het bij de uitgaande post neergelegd en een kopie ervan gearchiveerd in de map ‘vrijwilligersoverleg’. Eén van de taken van Marcus is het organiseren van de bijeenkomsten met vrijwil- ligers. Ook houdt hij verschillende gegevensbestanden van de vrijwilligers bij. Froukje werkt in een penitentiaire inrichting en begeleidt cliënten bij de voorbereiding van hun terugkeer in de samenleving. Er moeten veel praktische zaken geregeld worden door en met de cliënten. Een van hen is Karel met wie Froukje vandaag een afspraak heeft. Ze pakt het dossier van hem erbij en neemt met hem door wat er al geregeld is en wat er op korte termijn nog moet gebeuren. Froukje heeft informatie aangevraagd over een project waar Karel werkervaring op kan doen. Karel neemt de informatie mee om door te lezen en te zien of het iets voor hem is.

29

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

2

Plannen

Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de opdrachten in de beroepsprestatie. Bekijk de resultaten en de voortgangsbeoordelingslijst. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.

Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.

De moeilijkheidsgraad

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

{ { gesloten context

{ { geleid

3 3 uitvoeren van het eigen takenpakket

3 3 open context

3 3 begeleid

{ { jouw samenwerking met collega’s

{ { complexe context

{ { zelfstandig*

{ { de hele zorg- en begeleidingscyclus

{ { aansturen van collega’s op hetzelfde of lager niveau

* zelfstandig is niet van toepassing omdat de beroepsprestatie ontwikkelgericht is

Het gewenste resultaat van deze beroepsprestatie

In deze beroepsprestatie verricht je administratieve werkzaamheden. Je maakt de informatievoorziening van de organisatie up-to-date en registreert en archiveert gegevens van de cliënt. Je voert de werkzaamheden op nauwkeurige wijze uit. Je overlegt met en rapporteert je bevindingen aan bij de werkzaamheden de betrokken collega’s.

30

Zorg & Welzijn serie 2014

3

Uitvoeren

De competenties uit deze beroepsprestatie worden beoordeeld met behulp van de voortgangsbeoordelingslijst. De beoordelingsvormen zijn: gedragsbeoordeling en/of specifieke bewijsstukken. Maak hierover afspraken met je begeleider(s).

Opdrachten

A. De informatievoorziening up-to-date maken Stel op basis van de hulpvragen waarmee cliënten naar de organisatie komen vast, welk

informatiemateriaal in de organisatie beschikbaar moet zijn voor cliënten, zoals brochures en folders. Maak een lijst van wat er al is, wat weg kan, wat aangevuld moet worden en/of nieuw materiaal dat besteld moet worden. Maak vervolgens een voorstel om de informatievoorziening up-to-date te maken en te houden en leg dit voor aan het team. Verwerk de feedback van het team, maak een plan van aanpak en voer het uit.

Plan van aanpak voor het up-to-date maken van de informatievoorziening WP 3.4: J, K, M

B. Registreren en archiveren van cliëntgegevens Leg volgens de richtlijnen van de organisatie de gegevens van een cliënt vast bij het eerste contact en verwerk de gegevens op de door de organisatie gehanteerde manier. Verdiep je daarbij in hoe de aanmelding/intake van de cliënt bij de organisatie verloop en welke gegevens worden vastgelegd. Archiveer in overleg met je begeleider en/of collega’s de gegevens van de cliënt volgens de richtlijnen van de organisatie.

Bewijs van registratie en archivering van de gegevens van de cliënt volgens de richtlijnen WP 3.4: J

Bewijsstukken

Lever de volgende bewijsstukken aan: • Volledig ingevulde voortgangsbeoordelingslijst • Plan van aanpak voor het up-to-date maken van de informatievoorziening • Bewijs van registratie en archivering van de gegevens van de cliënt volgens de richtlijnen van de organisatie

31

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

4/5 Controleren/Evalueren

Deze stappen zijn onderdeel van de voortgangsbeoordelingslijst.

Voortgangsbeoordelingslijst

Beroepsprestatie 1.2 Goed georganiseerd (2014-smd-bp1.2) Opleiding Sociaal-Maatschappelijk dienstverlener

Naam student:

Cohort:

G : Goed V : Voldoende O : Onvoldoende

Beoordelingscriteria

Werkproces 3.4 Verricht administratieve werkzaamheden en beheert dossiers

Bewijsstuk Plan van aanpak voor het up-to-date maken van de informatievoorziening Competenties De student:

G V O

J Formuleren en rapporteren

verwerkt, archiveert en registreert alle benodigde gegevens voert administratieve handelingen accuraat uit

  

  

verzorgt correspondentie op nauwkeurige wijze

  

K Vakdeskundigheid toepassen

werkt met verschillende gegevensbestanden

  

M Analyseren

toetst gegevens kritisch op juistheid, betrouwbaarheid, volledigheid en relevantie

  

Bewijsstuk Bewijs van registratie en archivering van de gegevens van de cliënt volgens de richtlijnen J Formuleren en rapporteren verwerkt, archiveert en registreert alle benodigde gegevens    voert administratieve handelingen accuraat uit    verzorgt correspondentie op nauwkeurige wijze    Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

32

Zorg & Welzijn serie 2014

Afspraken met betrekking tot acties die de student gaat ondernemen om zichzelf verder te ontwikkelen (POP/PAP)

Beoordeling beroepsprestatie 1.2 Goed georganiseerd (s.v.p. aankruisen wat van toepassing is)  G oed aangetoond

 V oldoende aangetoond  O nvoldoende aangetoond

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

33

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

Beroepsprestatie 1.3 Waarmee kan ik u van dienst zijn? (2014-smd-bp1.3)

Werkprocessen met de competenties van deze beroepsprestatie

Nummer van het werkproces

Titel van het werkproces

Competenties die bij het werkproces horen D Aandacht en begrip tonen

1.1 Inventariseert de situatie en wensen van de cliënt

F Ethisch en integer handelen

N Onderzoeken

R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

2.1 Ondersteunt de cliënt bij praktische diensten

C Begeleiden

R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

34

Zorg & Welzijn serie 2014

1

Oriënteren

Typering van deze beroepsprestatie Het werk van een sociaal-maatschappelijk dienstverlener bestaat voor een deel uit praktische dienstverlening aan cliënten. Je regelt zaken voor hen met een andere instelling: telefonisch, via een e-mail of een kort briefje. Je vult een formulier in met de cliënt en je schrijft wel eens een officiële brief namens een cliënt aan een instelling. Het spreekt voor zich dat je deze zaken op correcte wijze en volgens de richtlijnen uitvoert, als je wilt dat jouw inspanningen resultaat hebben. Wanneer een cliënt bij je aanklopt, is het zaak om het probleem en de hulpvraag duidelijk boven tafel te krijgen voordat je tot dienstverlening over kunt gaan. De sociaal-maatschappelijk dienstverlener moet een goed dienstverleningsgesprek kunnen voeren om zo de behoefte van de cliënt te kunnen bepalen. Daarbij is het belangrijk dat je samen met de cliënt de hulpvraag vaststelt en samen naar een oplossing zoekt. Jochem werkt op het inloopcentrum waar dak- en thuislozen binnen kunnen lopen voor een maaltijd, een praatje en het gebruik van een douche. Hij begroet Jaap, een bekende van het inloopcentrum die bijna elke dag komt. Na het faillissement van zijn bedrijf, gevolgd door een echtscheiding is hij enkele jaren geleden dakloos geworden. Het doel van het inloopcentrum is, naast het bieden van een aantal basisbehoeften zoals eten, hygiëne en aandacht, om de bezoekers te motiveren om te re-integreren in de maatschappij. Jochem heeft het idee dat Jaap stappen wil zetten om samen met de hulpverlening weer een dak boven zijn hoofd te krijgen en te re-integreren in werk. Jochem besluit om een gesprek met Jaap aan te gaan om te kijken of hij gelijk heeft en om er achter te komen wat de situatie en de wensen van Jaap zijn. Naar aanleiding van dat gesprek gaat hij Jaap ondersteunen bij een aantal praktische diensten. Hij neemt telefonisch contact op met een aantal instanties die Jaap verder kunnen helpen om zo diverse mogelijkheden uit te zoeken. Hij helpt Jaap met het invullen van een aanvraagformulier voor woonruimte. Cathy werkt bij een lokale welzijnsorganisatie. Als asielzoekers, na een vaak lange procedure, een woning toegewezen krijgen, is deze meestal niet in de buurt van het asielzoekerscentrum waar ze eerst woonden. Ze moeten dus een hele nieuwe start maken. Asielzoekers kunnen bij haar terecht met vragen rondom het wegwijs worden in de nieuwe omgeving. Vandaag ontmoet zij Alima. Alima heeft haar dochtertje van 3 jaar meegenomen. Alima geeft aan dat zij het belangrijk vindt dat haar dochtertje vriendinnen maakt in de buurt. Cathy attendeert haar op de peuterspeelzaal in de wijk en samen bekijken zij een folder van de peuterspeel- zaal. Cathy onderstreept de belangrijke gegevens zoals adres, openingstijden en het telefoonnummer voor informatie. Alima is blij met deze informatie en zal volgende week aan Cathy laten weten hoe het contact met de peuterspeelzaal is verlopen.

35

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

2

Plannen

Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de opdrachten in de beroepsprestatie. Bekijk de resultaten en de voortgangsbeoordelingslijst. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.

Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.

De moeilijkheidsgraad

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

{ { gesloten context

{ { geleid

3 3 uitvoeren van het eigen takenpakket

3 3 open context

3 3 begeleid

{ { jouw samenwerking met collega’s

{ { complexe context

{ { zelfstandig*

{ { de hele zorg- en begeleidingscyclus

{ { aansturen van collega’s op hetzelfde of lager niveau

* zelfstandig is niet van toepassing omdat de beroepsprestatie ontwikkelgericht is

Het gewenste resultaat van deze beroepsprestatie In deze beroepsprestatie breng je de hulpvraag van de cliënt in beeld en onderzoek je de mogelijkheden van dienstverlening aan de cliënt. Dit doe je in een voor de cliënt veilige omgeving. Ook verleen je praktische diensten aan cliënten. Waar mogelijk rust je de cliënt toe om praktische zaken zelf te regelen.

36

Zorg & Welzijn serie 2014

3

Uitvoeren

De competenties uit deze beroepsprestatie worden beoordeeld met behulp van de voortgangsbeoordelingslijst. De beoordelingsvormen zijn: gedragsbeoordeling en/of specifieke bewijsstukken. Maak hierover afspraken met je begeleider(s).

Opdrachten

A. Wat is de hulpvraag? Voer een dienstverleningsgesprek met een cliënt met het doel de hulpvraag van de cliënt duidelijk te krijgen. Laat de cliënt zoveel mogelijk vertellen over zijn wensen en behoeften. Bespreek met de cliënt de mogelijkheden van dienstverlening. Vraag je begeleider bij het gesprek aanwezig te zijn.

Gedragsbeoordeling WP 1.1: D, F, N, R; WP 2.1: C, R

B. Ondersteunen bij praktische diensten • Telefoneren

Voer een telefoongesprek met een instantie, waarbij je iets zakelijks voor een cliënt moet regelen. De uitkomst van het telefoongesprek koppel je terug naar de cliënt. Bereid het telefoongesprek goed voor. Vraag je begeleider bij het telefoongesprek aanwezig te zijn. • Formulieren invullen Ondersteun een cliënt met het invullen van een of meer formulieren, doe dit aan de hand van de toelichting bij de formulieren. Hanteer in je werkwijze de richtlijnen van de organisatie. Vraag je begeleider aanwezig te zijn bij het telefoongesprek en het invullen van het formulier/de formulieren. Bespreek het verloop van het telefoongesprek en het formulier/de formulieren met je begeleider.

Gedragsbeoordeling WP 1.1: D, F, N, R; WP 2.1: C, R

Bewijsstukken

Lever het volgende bewijsstuk aan: • Volledig invulde voortgangsbeoordelingslijst.

37

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

4/5 Controleren/Evalueren

Deze stappen zijn onderdeel van de voortgangsbeoordelingslijst.

Voortgangsbeoordelingslijst

Beroepsprestatie 1.3 Waarmee kan ik u van dienst zijn? (2014-smd-bp1.3) Opleiding Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

Naam student:

Cohort:

G : Goed V : Voldoende O : Onvoldoende

Beoordelingscriteria

Werkproces 1.1 Inventariseert de situatie en wensen van de cliënt

Gedragsbeoordeling Competenties

De student:

G V O

D Aandacht en begrip tonen

toont belangstelling voor de problemen en vragen van de cliënt

  

luistert geïnteresseerd naar de cliënt

  

vraagt door om de situatie en behoeften van de cliënt duidelijk te krijgen

  

F Ethisch en integer handelen

communiceert open en duidelijk

  

gaat discreet om met gevoelige informatie

  

komt gemaakte afspraken na

  

N Onderzoeken

gebruikt verschillende bronnen om informatie te krijgen

  

pikt signalen op en interpreteert deze juist

  

R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

inventariseert op een actieve manier de wensen en behoeften van de cliënt bekijkt de wensen en behoeften in relatie tot de mogelijkheden van dienstverlening

  

  

koppelt haar bevindingen terug aan de cliënt

  

controleert of de cliënt met haar bevindingen instemt

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

38

Zorg & Welzijn serie 2014

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij praktische diensten

Gedragsbeoordeling Competenties

De student:

G V O

C Begeleiden

adviseert de cliënt adviseert bij de aanpak van praktische zaken controleert of de door haar geboden ondersteuning voldoet aan de behoeften van de cliënt

  

R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Werkproces 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg

Gedragsbeoordeling Competenties

De student:

G V O

  

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

39

Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

Made with