CZW20120042
CZW20120042
Pedagogisch medewerker kinderopvang
Competentiewijzer
| Niveau 3
Competentiewijzer (2012-pm-3-ko-cw)
Opleiding: Niveau Fase
Pedagogisch medewerker 3 kinderopvang 3 1, 2 en 3
Artikelnummer CZW20120042
Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg & Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg
Directie en managementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg
I. Rabelink M. Wouters
Ontwikkelteamleider A. Liem-Rosekrans
Ontwikkelaars van deze fase B. Akkermans M. Verkade
Redactie A. Brink M. Brok
Ontwerp H. Witjes (Studio Blanche)
DTP Stichting Consortium Beroepsonderwijs/studio Blanche Juni 2013
Foto’s Stichting Consortium Beroepsonderwijs
Ondanks alle inspanningen is het mogelijk dat Stichting Consortium Beroepsonderwijs niet alle copyrights van de in de uitgave opgenomen illustraties heeft geregeld. Degene die meent alsnog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen met Stichting Consortium Beroepsonderwijs.
© 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe- stand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen of enige andere manier, zonder toestemming van Stichting Consortium Beroepsonderwijs.
Sociaal-maatschappelijk dienstverlener
Inleiding Deze competentiewijzer is afgeleid van het kwalificatiedossier Pedagogisch medewerker 3 kinderopvang 2011-2012. De competentiewijzer 2012 bevat alle competenties, componenten en werkprocessen die in het totale opleidingstraject gedurende de drie fasen voorkomen. Het uitgangspunt is de competentie. Vervolgens is ieder werkproces, waarin de betreffende competentie voorkomt, benoemd met vermelding van de hierbij behorende componenten en het eindgedrag (de prestatie-indicatoren uit het kwalificatiedossier). Tevens staat bij ieder werkproces vermeld in welke onderdelen (beroepsprestatie, proeve, verantwoordingsverslag, assessmentgesprek) deze competentie met componenten voorkomt, met vermelding van de fase. Bij iedere competentie is een opsomming gegeven van kennis-, vaardigheden- en houdingsaspecten. Dit is geen uitputtende lijst, maar hij dekt wel de werkprocessen, de bijbehorende competenties en componenten. De competentiewijzer is bedoeld voor studenten en opleiders. De verwachtingen en eisen van het beroep en de opleiding worden door de competentiewijzer goed in beeld gebracht. Als student kun je voor jezelf vaststellen wat je sterke en minder sterke kanten zijn binnen de verschillende competenties en werkprocessen. De competentiewijzer is een handig hulpmiddel bij het formuleren van je leerdoelen in het persoonlijke ontwikkelingsplan (POP). De lijst kan naar eigen inzicht aangevuld worden.
Opleiders kunnen de competentiewijzer gebruiken bij de ondersteuning van studenten in hun studieloopbaan.
Ontwikkelaars Bob Akkermans Maria Verkade
Ontwikkelteamleider Annemieke Liem-Rosekrans
3
COMPETENTIEWIJZER
Inhoud
Pagina
Competentie B:
5
Aansturen
Competentie C:
6
Begeleiden
Competentie D:
8
Aandacht en begrip tonen
Competentie E:
9
Samenwerken en overleggen
Competentie F:
11
Ethisch en integer handelen
Competentie J:
12
Formuleren en rapporteren
Competentie K:
13
Vakdeskundigheid toepassen
Competentie L:
14
Materialen en middelen inzetten
Competentie M: Analyseren
15
Competentie N:
16
Onderzoeken
Competentie Q:
17
Plannen en organiseren
Competentie R:
18
Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten
Competentie T:
19
Instructies en procedures opvolgen
Competentie U:
20
Omgaan met verandering en aanpassen
4
PEDAGOGISCH MEDEWERKER 3 KINDEROPVANG - Fase 1, 2 EN 3
Competentie B: Aansturen
Werkprocessen:
2.1 Biedt het kind/de jongere opvang (BP 1.3, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: uitoefenen van gezag Eindgedrag: Je toont overwicht bij het handhaven van afspraken en regels, zodat je het kind en de groep duidelijkheid geeft welke grenzen er zijn en dat deze niet overschreden mogen worden.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • ontwikkelingspsychologie (ontwikkeling van kinderen/jongeren op cognitief, motorisch, sociaal en emotioneel gebied) • • (ortho)pedagogische theorieën • • de verschillende doelgroepen
• • adequaat sociale vaardigheden toepassen in verschillende situaties • • verschillende methoden van werkbegeleiding geven • • instructies geven • • op een goed manier regels overbrengen
• • geduldig • • respectvol • • consequent • • doelgericht • • een doorzetter • • zelfverzekerd • • motiverend • • weerbaar
• • het werkveld • • verschillende begeleidingsmethodieken • • gesprekstechnieken • • de regels van feedback
• • conflicten hanteren • • methodisch werken • • prioriteiten stellen • • observeren en signaleren • • motiveren • • reflecteren • • vakliteratuur bijhouden
• • ...................
• • groepsprocessen/groepsdynamica • • communicatieve processen en je eigen mogelijkheden daarin • • de methoden van aansturen en coördineren • • het begrip multiculturele samenleving
• • .......................................................
• • ...............................................
5
COMPETENTIEWIJZER
Competentie C: Begeleiden
Werkprocessen:
2.1 Biedt het kind/de jongere opvang (BP 1.3, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: coachen Eindgedrag: Je geeft het kind heldere, eerlijke en constructieve feedback en stimuleert om alternatieven uit te proberen, zodat je het functioneren van het kind versterkt. 2.2 Biedt het kind/de jongere persoonlijke verzorging (BP 1.1, BP 1.5, Proeve fase 2, Assessmentgesprek fase 2) Componenten: adviseren Eindgedrag: Je adviseert het kind over het aanpakken van de persoonlijke verzorging, zodat je het kind hier inzicht in geeft en dit (zoveel mogelijk) zelfstandig kan uitvoeren. 2.3 Draagt zorg voor de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden (BP 1.2, BP 2.4, Proeve fase 2) Componenten: anderen ontwikkelen Eindgedrag: Je schept een uitdagende en geschikte ruimte/omgeving met kansen en mogelijkheden voor ontwikkeling van kinderen en toetst deze aan richtlijnen, zodat de kinderen op een veilige manier gestimuleerd worden in hun ontwikkeling. 2.4 Biedt het kind/de jongere ontwikkelingsgerichte activiteiten aan (BP 1.3, BP 2.3, Proeve fase 2, Verantwoordingsverslag fase 2, BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: motiveren Eindgedrag: Je motiveert het kind om zijn best te doen, uitdagingen aan te gaan en doelen te bereiken, zodat je het kind in zijn ontwikkeling stimuleert.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • ontwikkelingspsychologie (ontwikkeling van kinderen/jongeren op cognitief, motorisch, sociaal en emotioneel gebied) • • (ortho)pedagogische theorieën • • de verschillende doelgroepen • • verschillende begeleidingsmethodieken • • het begeleidingsplan van het kind/ de jongere • • verschillende communicatietechnieken • • groepsprocessen/groepsdynamica • • activeringsdoelen
• • de communicatie en je gedrag afstemmen op het kind/de jongere • • begeleidingsmethodieken toepassen • • verschillende vaardigheden gebruiken op het gebied van gedragsbeïnvloeding • • communiceren in helder Nederlands (2F), afgestemd op de doelgroep • • observeren en signaleren • • adviseren vanuit een coachende benadering • • motiveren • • activiteiten doelgericht inzetten, afgestemd op de ontwikkelmogelijkheden en behoeften van het kind/de jongere • • groepsprocessen hanteren
• • geduldig • • respectvol • • congruent • • consequent • • reflectief • • initiatiefrijk • • stressbestendig • • zelfbewust • • creatief • • belangstellend
• • motiverend • • empathisch
• • ...................
6
PEDAGOGISCH MEDEWERKER 3 KINDEROPVANG - Fase 1, 2 EN 3
Competentie C: Begeleiden (vervolg)
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • de regels met betrekking tot feedback geven en ontvangen • • ontwikkelingsgerichte activiteiten • • ontwikkelingspsychologie • • methodiek Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) • • regelgeving m.b.t. veiligheid en kwaliteitszorg • • het begrip multiculturele samenleving • • EHBO
• • feedback geven • • verschillende vaardigheden gebruiken op het gebied van gedragsbeïnvloeding en/of begeleidingsmethoden • • instrueren en adviseren • • sociale problematiek signaleren waaronder huiselijk geweld • • eerste hulp bij kleine ongevallen verlenen
• • .......................................................
• • ...............................................
7
COMPETENTIEWIJZER
Competentie D: Aandacht en begrip tonen
Werkprocessen:
2.1 Biedt het kind/de jongere opvang (BP 1.3, BP 2.3, Proeve fase 2, Verantwoordingsverslag fase 2, BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: interesse tonen, luisteren, anderen steunen Eindgedrag: Je toont betrokkenheid bij het kind en de ouders/vervangende opvoeders en luistert actief en herkent wanneer het kind het moeilijk heeft, zodat je de nodige ondersteuning kunt bieden. 3.8 Evalueert de werkzaamheden (BP 1.4, BP 2.2, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3, Verantwoordingsverslag fase 3) Componenten: luisteren, interesse tonen Eindgedrag: Je vraagt het kind en andere betrokkenen naar hun ervaringen, ideeën en gevoelens over de geboden opvang en begeleiding, zodat je deze informatie kan meenemen/inbrengen bij de evaluatie.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • ontwikkelingspsychologie (ontwikkeling van kinderen/jongeren op cognitief, motorisch, sociaal en emotioneel gebied) • • (ortho)pedagogische theorieën • • verschillende communicatietechnieken • • de verschillende doelgroepen • • de regels van feedback geven en ontvangen • • je eigen waarden en normen • • de technieken voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie • • methoden van gegevens verzamelen • • de Nederlandse taal (het eindniveau dat behaald moet worden is 2F) • • vergadertechnieken • • methoden van evalueren
• • methoden van gegevens verzamelen toepassen • • (waardevrij) luisteren • • gebruik maken van de juiste communicatietechnieken • • de communicatie en je taalgebruik afstemmen op de doelgroep • • doorvragen als de boodschap niet helder is • • actief luisteren • • kwaliteitszorg bieden • • gerichte observatietechnieken toepassen • • je communicatie afstemmen op het niveau van de doelgroep • • je eigen waarden en normen inzetten • • waarden en normen van een ander respecteren • • je mondeling en schriftelijk in de Nederlandse taal uitdrukken (speken, schrijven en taalverzorging 2F)
• • belangstellend • • empathisch • • respectvol • • klantvriendelijk • • representatief
• • coöperatief • • proactief bij dilemma’s • • betrouwbaar • • reflectief • • flexibel
• • ...................
• • ...............................................
• • .......................................................
8
PEDAGOGISCH MEDEWERKER 3 KINDEROPVANG - Fase 1, 2 EN 3
Competentie E: Samenwerken en overleggen
Werkprocessen:
1.2 Stelt een activiteitenprogramma op (BP 1.3, BP 2.3, Proeve fase 2) Componenten: anderen raadplegen en betrekken Eindgedrag:
Je vraagt de mening en ideeën van kinderen en stimuleert hen om input te leveren voor het activiteitenprogramma, zodat het programma tegemoet komt aan hun wensen en behoeften.
1.3 Maakt een plan van aanpak (BP 1.4, BP 2.2, Proeve fase 2, Assessmentgesprek fase 2) Componenten: afstemmen Eindgedrag:
Je bespreekt de inhoud van het plan van aanpak en de consequenties ervan met het kind en de ouders/ vervangende opvoeders, zodat zij weten wat ze kunnen verwachten als je het plan van aanpak gaat uitvoeren.
2.1 Biedt het kind/de jongere opvang (BP 1.3, BP 2.3, Proeve fase 2, Verantwoordingsverslag fase 2, BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: proactief informeren Eindgedrag: Je informeert de ouders/vervangende opvoeders over de ontwikkeling van hun kinderen. Je deelt met hen kennis en ervaring en inzichten met betrekking tot de opvoeding van het kind, zodat ze steeds op de hoogte zijn van de gang van zaken in de opvang en de ontwikkeling van hun kind en bij opvoedingsvraagstukken kunnen profiteren van de kennis en ervaring die jij met hen deelt. 3.3 Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen (BP 1.4, BP 2.2, Proeve fase 2, BP 3.1, BP 3.2, Proeve fase 3, Assessmentgesprek fase 3) Componenten: afstemmen, anderen raadplegen en betrekken Eindgedrag: Je overlegt bij de uitvoering van de opvang en begeleiding tijdig en regelmatig met collega’s. Je raadpleegt anderen indien nodig. Je weet wat de consequenties zijn van jouw eigen acties. Je stelt je zo op dat de samenwerking in het team soepel verloopt, zodat de gezamenlijke dienstverlening eenduidig en soepel verloopt.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • de specifieke kenmerken van het werkveld • • de specifieke kenmerken van de doelgroepen • • de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de functie pedagogisch medewerker 3 kinderopvang • • de regels van feedback geven en ontvangen • • communicatietechnieken • • het plan van aanpak van het kind/de jongere • • de eisen van een plan van aanpak • • de principes van samenwerken
• • samenwerken binnen een team • • werkrelaties aangaan • • afspraken maken en je er aan houden • • een gesprek voeren • • actief luisteren • • een plan van aanpak opstellen • • een plan van aanpak uitvoeren • • een kind/de jongere begeleiden met de doelstellingen vanuit het plan van aanpak • • een zinvolle bijdrage leveren aan een evaluatie • • feedback ontvangen en op constructieve wijze geven • • kenbaar maken wat je kwaliteiten, grenzen en valkuilen zijn
• • respectvol • • belangstellend • • empathisch • • flexibel • • weerbaar • • gericht op feedback • • aanspreekbaar op je gedrag • • betrouwbaar • • klantvriendelijk • • reflectief • • creatief
• • ...................
9
COMPETENTIEWIJZER
Competentie E: Samenwerken en overleggen (vervolg)
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • verschillende overlegvormen • • groepsprocessen vertaald naar teamsamenwerking • • de aspecten van werk- en beroepshouding • • de regels van de Nederlandse taal voor het schrijven van een reflectieverslag (schrijven 2F) • • ICT
• • deelnemen aan een overleg • • vergadertechnieken toepassen
• • bijdragen aan een optimaal werkklimaat • • rekening houden met de invloed van een team op jouw functioneren en dit bespreekbaar maken • • anderen motiveren
• • reflecteren • • observeren
• • methodisch handelen • • vakliteratuur bijhouden
• • ...............................................
• • .......................................................
10
PEDAGOGISCH MEDEWERKER 3 KINDEROPVANG - Fase 1, 2 EN 3
Competentie F: Ethisch en integer handelen
Werkprocessen:
2.2 Biedt het kind/de jongere persoonlijke verzorging (BP 1.1, BP 1.5, Proeve fase 2, Assessmentgesprek fase 2) Componenten: integer handelen Eindgedrag: Je gaat discreet om met lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging en respecteert vertrouwelijkheid, zodat het kind zich bij jou op zijn gemak voelt.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • de theorie van (kinder)EHBO • • ontwikkelingspsychologie/psychologie (ontwikkeling van kinderen/jongeren op cognitief, motorisch, sociaal, emotioneel gebied) • • de specifieke aspecten die de doelgroepen typeren • • verschillende communicatietechnieken • • verschillende begeleidingmethodieken • • de stappen van het methodisch handelen • • regelgeving m.b.t. hygiëne, veiligheid, Arbo, milieu, kwaliteitszorg, ergonomisch werken
• • (kinder)EHBO/eerste hulp bij kleine ongevallen toepassen • • zodanig begeleiden dat het kind zich op zijn gemak voelt • • een vertrouwensrelatie opbouwen en onderhouden • • communicatieve vaardigheden toepassen • • de communicatie en je gedrag afstemmen op de doelgroep • • voorlichting, advies en instructie geven • • feedback geven en ontvangen • • methodisch handelen • • motiveren • • persoonlijke verzorging bieden of hierbij ondersteunen • • omgaan met richtlijnen en protocollen • • signaleren • • rapporteren • • sociale vaardigheden toepassen • • werken volgens een plan
• • respectvol • • integer • • betrouwbaar • • geloofwaardig • • open • • reflectief • • rechtvaardig • • empathisch • • zelfbewust • • aanspreekbaar op je gedrag • • coöperatief
• • ...................
• • ...............................................
• • .......................................................
11
COMPETENTIEWIJZER
Competentie J: Formuleren en rapporteren
Werkprocessen:
1.3 Maakt een plan van aanpak (BP 1.4, BP 2.2, Proeve fase 2) Componenten: nauwkeurig en volledig rapporteren Eindgedrag: Je stelt een nauwkeurig en volledig plan van aanpak op, zodat het kind en ouders/vervangende opvoeders precies weten welke aanpak je hanteert en welke ontwikkeling je nastreeft. 3.8 Evalueert de werkzaamheden (BP 1.4, BP 2.2, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3, Verantwoordingsverslag fase 3) Componenten: nauwkeurig en volledig rapporteren, vlot en bondig formuleren Eindgedrag: Je verwerkt alle benodigde gegevens en scheidt de hoofd- en bijzaken, zodat je een kernachtig evaluatieverslag kunt schrijven.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • de regels van de Nederlandse taal (spreken, lezen, schrijven en taalverzorging 2F) • • rapportagemethoden • • methoden van gegevens verzamelen • • de verschillende digitale rapportagesystemen die gebruikt worden binnen de organisatie waar je werkt • • de verschillende observatielijsten en observatietechnieken • • de verschillende evaluatietechnieken • • de eisen die worden gesteld aan een plan van aanpak • • kwaliteitszorg • • de procedures en protocollen van de organisatie • • ICT
• • mondeling rapporteren afgestemd op de doelgroep • • schriftelijk rapporteren • • formuleren • • onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken • • gegevens op een mondelinge of schriftelijke manier verzamelen • • gegevens handmatig en elektronisch vastleggen • • observaties objectief en adequaat uitvoeren • • een plan van aanpak opstellen, vastleggen en de voortgang hiervan rapporteren en evalueren • • in correct Nederlands rapporteren (2F) • • correct Nederlands spreken (2F) • • een evaluatieverslag opstellen • • de procedures en protocollen van de organisatie toepassen
• • stipt • • nauwgezet • • respectvol • • reflectief • • motiverend • • aanstekelijk • • waakzaam • • initiatiefrijk • • creatief
• • ...................
• • ...............................................
• • .......................................................
12
PEDAGOGISCH MEDEWERKER 3 KINDEROPVANG - Fase 1, 2 EN 3
Competentie K: Vakdeskundigheid toepassen
Werkprocessen:
2.2 Biedt het kind/de jongere persoonlijke verzorging (BP 1.1, BP 1.5, Proeve fase 2) Componenten: vakspecifieke mentale vermogens aanwenden Eindgedrag: Je herkent de dynamiek van (met name) baby’s en jonge kinderen en bent daar continu alert op, zodat je tijdig en adequaat reageert en daarmee ongelukken voorkomt. 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep (BP 2.1, BP 3.2, Proeve fase 3, Assessmentgesprek fase 3) Componenten: expertise delen Eindgedrag: Je houdt vakkennis en vaardigheden bij en draagt de eigen kennis en expertise op begrijpelijke wijze over aan collega’s en andere deskundigen. Je gebruikt feedback om van te leren en neemt deel aan inhoudelijke, beroepsmatige discussies, zodat je werkt aan persoonlijke ontwikkeling en een bijdrage levert aan de professionalisering van het beroep.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • communicatietechnieken • • vergadertechnieken • • de regels van feedback geven en ontvangen • • het werkveld • • de doelgroep • • vakliteratuur • • verschillende rapportagemethoden • • pedagogische theorieën
• • op een goede manier communiceren • • feedback ontvangen en op constructieve wijze geven • • reflecteren • • kennis overdragen • • deelnemen aan discussies • • persoonlijke verzorging bieden of hierbij ondersteunen • • sociale problematiek waaronder huiselijk geweld signaleren
• • leergierig • • initiatiefrijk
• • een doorzetter • • stressbestendig • • innovatief • • creatief • • open • • enthousiast • • ambitieus
• • ...............................................
• • ...................
• • .......................................................
13
COMPETENTIEWIJZER
Competentie L: Materialen en middelen inzetten
Werkprocessen:
2.3 Draagt zorg voor de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden (BP 1.2, BP 2.4, Proeve fase 2) Componenten: materialen en middelen doeltreffend gebruiken Eindgedrag: Je bent op de hoogte van de werking van schoonmaakmiddelen en materialen en maakt daar verantwoord gebruik van, zodat je verspilling en onnodige belasting van het milieu voorkomt en je de hygiëne bevordert. 2.4 Biedt het kind/de jongere ontwikkelingsgerichte activiteiten aan (BP 1.3, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: materialen en middelen doeltreffend gebruiken, geschikte materialen en middelen kiezen Eindgedrag: Je kiest sport-, spel- en speelmaterialen die aansluiten bij de behoeften en ontwikkeling van het kind/de jongere en je gebruikt deze (evt. in overleg met betrokkenen) effectief en vindingrijk, zodat je de ontwikkeling van het kind/de jongere stimuleert.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • ontwikkelingspsychologie (ontwikkeling van kinderen/jongeren op cognitief, motorisch, sociaal en emotioneel gebied) • • sociale vaardigheden • • sport en spel • • regelgeving m.b.t. veiligheid en ergonomisch werken • • milieuvoorschriften • • de financiële mogelijkheden van de organisatie waar je werkt • • de verschillende materialen en middelen die je kunt gebruiken bij ontwikkelingsgerichte activiteiten • • verschillende activiteiten voor de doelgroep • • methoden voor middelen- en materiaalbeheer • • ICT • • de methodiek voor- en vroegschoolse educatie VVE
• • creativiteit en beeldende vorming gebruiken en toepassen • • planmatig werken • • budgetteren • • financiële verantwoording afleggen • • bijdragen aan het bewaken van het budget, de beschikbare middelen en de capaciteit • • de voorraad beheren van materialen en middelen • • beschikbare middelen aanwenden • • geschikte materialen en middelen voor activiteiten kiezen • • sport-, spel- en speelmaterialen gebruiken waarvoor ze bedoeld zijn • • een kind/jongere begeleiden bij het uitvoeren van verschillende activiteiten • • apparatuur, materialen en middelen veilig en effectief gebruiken • • instructie geven bij het aanleren van vaardigheden, gedragsregels en het gebruik van materialen • • duurzaamheid toepassen in je professioneel handelen
• • kwaliteits- bewust • • kosten- besparend • • zorgvuldig • • consequent • • precies • • creatief • • flexibel • • waakzaam • • alert op
ontwikkelingen
• • ...................
• • ...............................................
• • .......................................................
14
PEDAGOGISCH MEDEWERKER 3 KINDEROPVANG - Fase 1, 2 EN 3
Competentie M: Analyseren
Werkprocessen:
3.8 Evalueert de werkzaamheden (BP 1.4, BP 2.2, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3, Verantwoordingsverslag fase 3) Componenten: informatie uiteenrafelen, conclusies trekken, oplossingen voor problemen bedenken Eindgedrag: Je haalt uit alle gegevens die je verzamelt (gesprekken, observaties) de belangrijkste informatie. Je concludeert op basis van de verzamelde gegevens of de geboden opvang en begeleiding voldoen en of er voldoende voortgang is en komt zo nodig met haalbare oplossingen, zodat je indien nodig de opvang en begeleiding (in overleg) bij kunt stellen.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • ontwikkelingspsychologie (ontwikkeling van kinderen/jongeren op cognitief, motorisch, sociaal en emotioneel gebied) • • methoden van gegevensverzameling • • de verschillende methoden om te analyseren • • de verschillende evaluatietechnieken • • de verschillende eisen die gesteld worden aan een activiteitenplan • • de verschillende eisen die gesteld worden aan een plan van aanpak • • de doelgroep • • Nederlands schrijfvaardigheid en taalverzorging (2F)
• • gegevens analyseren, de juiste verbanden leggen en conclusies trekken • • ordening aanbrengen in verkregen gegevens en deze analyseren, interpreteren en op relevantie en juistheid beoordelen • • risicovolle en complexe situaties inschatten • • signaleren • • denken in oorzaak en gevolg • • hoofdzaken uit de resultaten van evaluatie van de begeleiding halen • • manieren vinden om problemen op te lossen zodat de opvang en begeleiding verbeterd kunnen worden • • de juiste begeleidingsdoelen opstellen en hierbij geschikte activiteiten kiezen • • voor oplossingen of werkwijzen over de grenzen van het eigen vakgebied kijken • • op een goede manier communiceren • • feedback ontvangen en op constructieve wijze geven • • rapporteren
• • doelgericht • • kwaliteits- bewust • • reflectief • • analytisch • • communicatief • • initiatiefrijk • • stipt, nauwgezet
• • ...................
• • ...............................................
• • .......................................................
15
COMPETENTIEWIJZER
Competentie N: Onderzoeken
Werkprocessen:
1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind/de jongere (BP 1.4, BP 2.2, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: informatie achterhalen Eindgedrag: Je gebruikt verschillende bronnen om informatie over het kind/de jongere te verzamelen. Je hebt een volledig beeld van de situatie en wensen van het kind/de jongere.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • ontwikkelingspsychologie (ontwikkeling van kinderen/jongeren op cognitief, motorisch, sociaal en emotioneel gebied) • • communicatietechnieken • • sociale vaardigheden • • observatiemethoden en -technieken • • evaluatiemethoden en -technieken • • de verschillende methoden van gegevens verzamelen • • ontwikkelingspsychologie • • de doelgroep • • de regels van de Nederlandse taal • • vakliteratuur • • de multiculturele samenleving
• • een kennismakingsgesprek voeren met het kind en de ouders/vervangende opvoeders • • observaties objectief en adequaat uitvoeren • • informatie verzamelen • • evalueren • • rekening houden met de levensfase, privacy, beleving, rechten en plichten van het kind en de ouders/vervangende opvoeders • • vermoedens en opgevangen signalen bespreken met collega’s en leidinggevende • • sociale problematiek signaleren (huiselijk geweld) • • initiatief nemen en proactief handelen • • vakliteratuur bijhouden
• • communicatief • • alert • • respectvol • • klantvriendelijk • • zorgvuldig • • leergierig • • belangstellend • • initiatiefrijk • • stipt, nauwgezet
• • ...................
• • ...............................................
• • .......................................................
16
PEDAGOGISCH MEDEWERKER 3 KINDEROPVANG - Fase 1, 2 EN 3
Competentie Q: Plannen en organiseren
Werkprocessen:
1.2 Stelt een activiteitenprogramma op (BP 1.3, BP 2.3, Proeve fase 2) Componenten: activiteiten plannen Eindgedrag: Je sluit aan bij de wensen en behoeften van de kinderen/jongeren.
Je plant en regelt ruim van tevoren activiteiten die goed op elkaar afgestemd zijn. Je houdt rekening met de mogelijkheden, zodat het activiteitenprogramma uitvoerbaar is.
2.4 Biedt het kind/de jongere ontwikkelingsgerichte activiteiten aan (BP 1.3, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: activiteiten plannen, tijd indelen, voortgang bewaken Eindgedrag: Je schat de benodigde tijd van de activiteiten goed in. Je houdt rekening met onvoorziene omstandigheden. Je houdt de voortgang van de activiteiten in de gaten, zodat je het activiteitenprogramma zoveel mogelijk volgens plan kunt uitvoeren. 3.3 Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen (BP 1.4, BP 2.2, Proeve fase 2, BP 3.1, BP 3.2, Proeve fase 3, Assessmentgesprek fase 3) Componenten: doelen en prioriteiten stellen Eindgedrag: Je houdt rekening met de haalbaarheid van je werkzaamheden in tijd en kwaliteit. Je waarborgt de continuïteit en kwaliteit van de opvang en begeleiding.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • ontwikkelingspsychologie (ontwikkeling van kinderen/jongeren op cognitief, motorisch, sociaal en emotioneel gebied) • • de doelgroep en het werkveld • • de stappen voor het maken van een planning • • de eisen aan activiteitenplannen • • procedures • • communicatie- en gesprekstechnieken • • verschillende methoden om activiteiten te plannen en te organiseren • • kwaliteitszorgsystemen • • ICT • • de regels van de Nederlandse taal (2F)
• • activiteiten plannen • • een activiteitenplanning uitvoeren • • de voortgang bewaken • • tijd indelen • • methodisch werken • • mensen en middelen organiseren • • procedures hanteren • • doelen SMART formuleren • • de verschillende activiteiten op elkaar afstemmen • • werkzaamheden afstemmen • • je eigen tijd plannen en organiseren • • omgaan met onvoorziene omstandigheden • • continuïteit en kwaliteit waarborgen
• • doelgericht • • flexibel • • zorgvuldig • • proactief • • initiatiefrijk • • kwaliteits- bewust
• • motiverend • • waakzaam • • stipt, nauwgezet • • gedisciplineerd • • milieubewust • • een doorzetter • • stressbestendig
• • .......................................................
• • ...................
• • ...............................................
17
COMPETENTIEWIJZER
Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten
Werkprocessen:
1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind/de jongere (BP 1.4, BP 2.2, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: behoeften en verwachtingen achterhalen Eindgedrag: Je inventariseert actief de wensen en verwachtingen van het kind/de jongere en zijn ouders/vervangende opvoeders. Je krijgt hierdoor een duidelijk beeld hoe de organisatie, binnen de mogelijkheden van de dienstverlening, kan inspelen op de situatie en wensen van het kind/de jongere. 2.2 Biedt het kind/de jongere persoonlijke verzorging (BP 1.1, BP 1.5, Proeve fase 2) Componenten: aansluiten bij behoeften en verwachtingen Eindgedrag: Je geeft het kind/de jongere een op de persoon toegesneden verzorging, zodat je aan de behoeften van het kind/de jongere kunt voldoen.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • ontwikkelingspsychologie (ontwikkeling van kinderen/jongeren op cognitief, motorisch, sociaal en emotioneel gebied) • • de theorie van (kinder)EHBO • • pedagogische theorieën • • de specifieke kenmerken van de doelgroep • • het werkveld • • communicatietechnieken • • signaleringssystemen • • vakliteratuur • • de regels van de Nederlandse taal • • (2F) • • de multiculturele samenleving
• • een vertrouwensrelatie aangaan en onderhouden • • je inleven in anderen • • behoeften en verwachtingen achterhalen en erbij aansluiten • • cliënttevredenheid observeren • • een reële inschatting maken wanneer je anderen moet inschakelen of om advies moet vragen • • communiceren in helder Nederlands, spreken afgestemd op de doelgroep (2F) • • adequaat communiceren met het kind/ de jongere en zijn ouders/vervangende opvoeders • • actief luisteren • • rekening houden met de levensfase, privacy, beleving, rechten en plichten van het kind en de ouders/vervangende opvoeders • • signaleren van sociale problematiek, waaronder huiselijk geweld • • (kinder)EHBO/eerste hulp bij kleine ongevallen toepassen
• • empathisch • • respectvol • • zorgvuldig • • alert • • klantvriendelijk • • kwaliteits- bewust • • doelgericht • • belangstellend
• • coöperatief • • proactief bij dilemma’s
• • ...................
• • ...............................................
• • .......................................................
18
PEDAGOGISCH MEDEWERKER 3 KINDEROPVANG - Fase 1, 2 EN 3
Competentie T: Instructies en procedures opvolgen
Werkprocessen:
2.2 Biedt het kind/de jongere persoonlijke verzorging (BP 1.1, BP 1.5, Proeve fase 2) Componenten: werken conform voorgeschreven procedures Eindgedrag: Je houdt je bij de verzorging en bij ziekte en ongevallen aan de procedures en richtlijnen, zodat je de veiligheid van het kind/de jongere steeds kunt waarborgen. 2.3 Draagt zorg voor de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden (BP 1.2, BP 2.4, Proeve fase 2) Componenten: werken conform veiligheidsvoorschriften Eindgedrag: Je werkt volgens veiligheidsregels en voorschriften. Je ziet erop toe dat ook anderen zich aan deze regels houden. Je gebruikt materialen op een veilige manier, zodat je de veiligheid van de kinderen/jongeren kunt waarborgen. 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg (BP 2.1, BP 3.2, Proeve fase 3) Componenten: werken conform voorgeschreven procedures Eindgedrag: Je houdt je aan de voorgeschreven procedures rondom kwaliteitsverbetering. Je levert een effectieve bijdrage aan het bevorderen en bewaken van de kwaliteitszorg.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • ontwikkelingspsychologie (ontwikkeling van kinderen/jongeren op cognitief, motorisch, sociaal en emotioneel gebied) • • de theorie van (kinder)EHBO
• • actief luisteren • • instructies opvolgen • • werken volgens protocol • • werken conform veiligheidsvoorschriften • • signaleren • • rapporteren • • deelnemen aan een ontwikkelgroep • • deelnemen aan een intervisiegroep • • feedback ontvangen en op constructieve wijze geven
• • reflectief • • doelgericht • • kwaliteits- bewust • • waakzaam • • betrouwbaar • • stipt, nauwgezet • • proactief bij dilemma’s • • gedisciplineerd
• • communicatietechnieken • • de regels van feedback • • specifieke kenmerken van de doelgroep • • het werkveld • • kwaliteitszorgsystemen
• • regelgeving met betrekking tot hygiëne, veiligheid, Arbo, milieu, kwaliteitszorg, ergonomisch werken • • protocollen, richtlijnen, wettelijke regelingen, (veiligheids)voorschriften • • wet- en regelgeving (algemeen) • • vakliteratuur • • visie van de organisatie • • veilig gebruik van materialen en middelen
• • .......................................................
• • ...................
• • ...............................................
19
COMPETENTIEWIJZER
Competentie U: Omgaan met verandering en aanpassen
Werkprocessen:
2.1 Biedt het kind/de jongere opvang (BP 1.3, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: met diversiteit (tussen mensen) omgaan Eindgedrag: Je toont respect voor verschillende achtergronden van kinderen/jongeren (en ouders/vervangende opvoeders).
Je bent in staat om vragen of problemen vanuit diverse gezichtspunten te bekijken. Je respecteert de eigenheid van het kind/de jongere (en ouders/vervangende opvoeders).
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
• • de bronnen voor informatie over verschillende culturen en religies en gebruikt de informatie effectief • • de multiculturele samenleving • • psychologie in relatie tot doelgroepen • • je eigen gedrag in onverwachte, nieuwe en risicovolle situaties • • de beroepshouding en beroepscode • • groepsprocessen • • communicatietechnieken • • ethiek
• • communiceren en gesprekken voeren (Nederlands spreken 2F) • • omgaan met (begeleidings)vragen of problemen vanuit het gezichtspunten van het kind en de ouders/vervangende opvoeders en zonodig je handelswijze aanpassen • • rekening houden met de cultuur, achtergrond en leeftijd • • veranderingen aanvaarden en hierop reageren • • op een positieve wijze je gedrag makkelijk en snel aanpassen, zodat het kind/de jongere en de ouders/ vervangende opvoeders bij emotionele en gedragsproblemen adequaat begeleid worden • • observeren en signaleren
• • communicatief • • respectvol • • flexibel • • empathisch • • open • • beleefd • • belangstellend • • gericht op feedback • • reflectief • • coöperatief • • aanspreekbaar op je gedrag • • betrouwbaar • • initiatiefrijk • • voorkomend
• • ...............................................
• • ...................
• • .......................................................
20
PEDAGOGISCH MEDEWERKER 3 KINDEROPVANG - Fase 1, 2 EN 3
Verpleegkundige Kompas
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Zorghulp Niveau 1
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Helpende Zorg & Welzijn Niveau 2
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Verzorgende Niveau 3
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Verpleegkundige Niveau 4
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Medewerker maatschappelijke zorg Niveau 3
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg Niveau 4
Persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen Niveau 4
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1 Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Kompas Competentiewijzer
Pedagogisch medewerker kinderopvang Niveau 3
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 1.1 Ondersteunen bij persoonlijke verzorging en ADL 1.2 Onderhouden van spel- en speelmateriaal en ruimte 1.3 Ondersteunen bij ontwikkelingsgerichte activiteiten 1.4 Werken volgens methodische stappen 1.5 Ondersteunen en begeleiden bij persoonlijke verzorging en ADL Fase 2 2.1 Deskundigheid op peil houden 2.2 Methodisch werken 2.3 Begeleiden bij ontwikkelingsgerichte activit iten 2.4 Zorgen voor een hygiënische, veilige en uitdagende leefomgeving Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek Fase 3 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer
Overzicht beroepsprestaties Zorg en Welzijn - 2012 Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Gespecialiseerd pedagogisch medewerker KO - Niveau 4
Pedagogisch medewerker JZ - Niveau 4
Verpleegkundige Kompas
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Onderwijsassistent Niveau 4
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 2.1 Samenwerken met ouders 2.2 Werken als een professional 2.3 Omgaan met verschillen tussen kinderen Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Sociaal cultureel werker Niveau 4
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas
Proeve Competentiewijzer
Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3
1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1
Verpleegkundige Kompas
Fase 2
Sociaal-maatschappelijk dienstverlener Niveau 4
2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Proeve Competentiewijzer
Een uitgave van:
Artikelnummer: CZW20120042
Made with FlippingBook