CZW20120061

Voorbeeld BO/SO Dilek surveilleert samen met Rob, de leerkracht uit groep 7, waarmee ze samen de klas draait. Ze kijkt naar de spelende kinderen. Ze ziet Leon. Wat kan hij zich goed redden met zijn handicap. Leon zit in groep 8 en op vrijdag begeleidt ze hem. Door een zuurstoftekort bij de geboorte heeft Leon een blijvende hersenbeschadiging. Hij praat moeilijk en heeft spasticiteit aan de linkerkant van zijn lichaam. Hij draagt een spalk aan zijn linkerarm en been. Leon is fanatiek aan het voetballen, hij roept en rent zo hard als hij kan achter de bal aan. In zijn enthousiasme botst hij tegen Bart aan. Hij wankelt even en valt achterover, met zijn hoofd op de tegels. Dilek rent naar Leon. Inmiddels staan de kinderen om hem heen. Dilek vraagt of ze even aan de kant willen gaan. Leon ligt nog steeds op de grond. Hij huilt en wil niet overeind komen. Dilek gaat op haar hurken naast hem zitten en vraagt waar hij pijn heeft. Met zijn rechterhand wijst Leon naar zijn hoofd. Ze kijkt Bart aan: “Zou jij naar de koffiekamer willen lopen en om een coldpack en een schone, beetje vochtige theedoek of handdoek willen vragen? Als er niemand is, liggen de handdoeken in het kastje naast de koelkast en ligt het coldpack in de vriezer.” Bart rent weg. Dilek praat tegen Leon en stelt hem gerust. Ze maant de kinderen om hem heen om weer verder te spelen. Wanneer Bart met de coldpack komt, lukt het Leon om met haar hulp te gaan zitten. Dilek houdt Leon vast bij zijn schouders en legt de coldpack tegen de bult op het hoofd van Leon. Wanneer de zoemer gaat, rennen alle kinderen naar binnen. Dilek en Bart helpen Leon overeind te komen en brengen hem naar de klas. Dilek informeert de juf en spreekt af dat die het verder zal over nemen, de ouders zal informeren en eventueel contact zal hebben met de dokter. Terug in haar eigen klas krijgt ze een compliment van Rob, dat ze zo snel en zo goed heeft gehandeld. Dan gaan ze over tot de orde van de dag. Dilek heeft ’s ochtends de computers al aangezet en alle materialen die nodig zijn bij het werken aan de weektaak klaargezet. Op het bord heeft ze geschreven wat het dagprogramma is. Rob geeft de instructie en zet de kinderen aan het werk. Dilek loopt haar vaste ronde door de klas. Ze helpt kinderen die het vraagteken op hun tafel hebben staan. Dan gaat ze naar Ricardo. Hij zit poppetjes te tekenen op een weektaak. Dilek kent Ricardo en weet dat hij plannen en aan het werk gaan erg moeilijk vindt. Ze gaat naast hem zitten. “Wat een mooie poppetjes,” zegt ze om het gesprek op gang te brengen. Ricardo kijkt op, schrikt een beetje en kijkt haar schuldbewust aan. “Zal ik je helpen?” vraagt ze. “Als jij dat wilt,” zegt Ricardo stoer. Als Dilek hem met opgetrokken wenkbrauw aankijkt en vraagt waar hij mee wil beginnen, verandert zijn stoere houding. “Ik weet niet waar ik moet beginnen,” zegt hij. “Wat moet je allemaal nog doen?” Na geïnventariseerd te hebben wat er moet gebeuren en in welke volgorde hij dat gaat doen, beginnen ze met rekenen. “Hoelang denk je over het rekenen te gaan doen?” vraagt Dilek. Ze spreken af dat Ricardo een kwartier over zijn rekenen gaat doen. Ricardo zet zelf de ‘time timer’ op een kwartier en Dilek zegt dat ze na een kwartier weer terugkomt. Dan gaat Ricardo aan het werk en Dilek gaat verder met haar ronde door de klas.

6

ONDERWIJSASSISTENT

Made with