CZW20120022
Start met het uitvoeren van deeltaken en begin klein (coördineren van een gedeelte, bijvoorbeeld enkele zorgvragers of één kamer). Start ook met het uitvoeren van deze opdracht op een rustigmoment, in een rustige dienst. Daarna kun je dit uitbreiden naar demomenten waarin demeeste coördinerende activiteiten plaatsvinden. Bouw op diemanier je vaardigheden geleidelijk op. Je begeleider blijft op de achtergrond aanwezig en kan zodoende ingrijpen wanneer nodig of geconsulteerd worden door jou. Als je je BPV in de thuiszorg hebt, overleg jemet je begeleider in de praktijk over de mogelijkheden voor deze opdracht, bijvoorbeeld de coördinatie van de zorg voor enkele zorgvragers in de wijk of het aanspreekpunt zijn voor vragen van je collega’s die zorg verlenen aan andere zorgvragers in de wijk. Mogelijk kun je ook de zorgroutes plannen of aanpassen bij calamiteiten, bijvoorbeeld in een avond-of weekenddienst. Laat je collega’s een door jou ontworpen evaluatielijst invullenm.b.t. jouw functioneren als oudste van dienst. Vraag toelichting als iets je niet duidelijk is. Maak vervolgens een overzicht met jouw sterke en zwakke kanten in het leiding geven aan een afdeling/ setting. Voor opdracht C . organiseer je een overleg en heb je de voorzittersrol. Zorg voor een agenda die je alle betrokkenen vooraf toestuurt. Opdracht D . gaat over het begeleiden van een student. Kies hiervoor een student van hetzelfde niveau die nog niet zo ver is met haar opleiding of van een lager niveau. Ook snuffelstages of een introductieperiode lenen zich goed voor deze opdracht. Bespreek met je begeleider welkemogelijkheden er op dit gebied voor jou zijn. Zorg dat je, voordat je gaat begeleiden, informatie hebt verzameld en bestudeerd over de wijze van begeleiden en de afspraken daarover binnen de zorgorganisatie waar jij je BPV hebt. Indien het niet mogelijk is om een student te begeleiden in de BPV, zoek dan naar alternatieven. Denk bijvoorbeeld aan het inwerken van een nieuwe collega of het voeren van enkele begeleidingsgesprekkenmet een student van een andere locatie of afdeling over de eerste BPV-ervaringen en het begeleiden bij het opstellen van een POP en PAP. Belangrijk is dat je aantoont dat je op eenmethodischemanier een student kunt begeleiden. Besteed ook aandacht aan het ontdekken en kiezen van je eigen begeleidingsstijl. Immers, als je bewust bent van je eigenmanier van werken kun je deze ook op de juiste momenten inzetten. Je kunt naast de theorie, feedback op je eigen begeleidingsstijl vragen aan degene die je begeleidt, je eigen begeleider, je collega’s. Op dezemanier krijg je een goed beeld van je begeleidingsstijl.
69
KOMPAS
Made with FlippingBook